Inleiding


The Kings Speech is niet alleen een bekroonde film. Het is tevens het persoonlijk verhaal van een stotteraar. Het is ook mijn persoonlijk verhaal. Het verhaal van een stotteraar, die de strijd met zijn onmacht aangaat en er tenslotte in slaagt om de sympathie van de luisteraar te winnen.
George VI als koning. Ik als de theateracteur, die hem speelt.
Ik zag de film voor het eerst in Tuschinsky. Het Art-Deco ambiance filmtheater ademde de sfeer van de film in de jaren 30. Ik ben die week nog twee keer terug gegaan en daar is het idee geboren om het scenario als theatervoorstelling op de Nederlandse podia neer te zetten

Koning George VI, auteur David Seidler en ondergetekende hadden een gemeenschappelijk probleem. We waren stotteraars. We behoorden tot die vrij exclusieve club van stotteraars. Het is een wonderlijke mondiale club , waar weliswaar niemand lid van wil zijn. Je bent of was lid tegen wil en dank en iedereen kon het horen.



Prins Albert, de hertog van York, stotterde al sinds zijn kindertijd en zou het misschien nooit afgeleerd hebben, als hij niet in 1936 onverwacht geroepen was tot de kroon. Hij ging wanhopig op zoek naar een therapie voor zijn stotterprobleem.
We schrijven die korte periode in de wereldgeschiedenis waarin de radio het belangrijkste massamedium was. Leiders toonden hun macht en overtuiging aan het volk door dat volk via de radio toe te spreken. Voor de radio moest een koning op zijn paard kunnen blijven zitten en aantrekkelijk poseren en sinds de jaren 50 moet hij fotogeniek glimlachten voor de televisiecamera. Maar in die enkele decennia waarin de wereld politiek rond de radio draaide werd het succes van een leider afgemeten aan zijn vermogen om overtuigend in het openbaar te spreken.
Hitler kon het begenadigd, Churchill kon het eigenzinnig, maar koning George VI worstelde met een stotter.

David Seidler vertelde in een interview iets over zijn eigen achtergrond met het stotterprobleem. Als 3-jarig jongetje was hij getuige van de Duitse bombardementen op Londen tijdens de luchtoorlog in 1941. Zijn grootouders zouden later omkomen in de vernietigingskampen. Hij zouj als kind aan boord van een konvooi schip dat door een Duitse U boot werd aangevallen. Het verhaal was dat hij op dat moment zijn stotter ontwikkelde. Koning George VI, die zijn stotter overwon, werd hem in zijn jeugd ten voorbeeld gesteld.

Het concept voor The Kings Speech ontwikkelde hij reeds in het einde van de jaren 70. Hij raakte in contact met de zoon van logopedist Lionel Logue en deze wilde het archief van zijn vader openstellen op voorwaarde dat de koninklijke familie akkoord zou gaan. De privésecretaris van de oude Queen ‘Mum’ Elisabeth heeft hem in 1982 schriftelijk verzocht te wachten met het schrijven van het scenario tot na haar dood. Als een goede burger heeft hij dat gedaan, in de veronderstelling dat de jaren van de 80 jarige koningin moeder waren geteld. Maar de Queen Mum overleed pas in 2002 op 102-jarige leeftijd. Vanaf 2005 begon hij opnieuw en dat leidde tot een publieke reading in 2010 en de bekroonde film in 2011 met 4 Oscars, waaronder die voor scenario.

Bij mijzelf ontstond het stotterprobleem in de pubertijd mogelijk sociaal overgenomen van een jongere broer, die stotterde. Ondanks mijn drang en durf om in het openbaar te spreken stotterde ik bij vlagen tussen mijn 14e en 24e. In mijn studententijd vond ik de tijd rijp daar eens wat aan te gaan doen en ging op zoek naar een therapie. In die tijd, begin jaar 80, ging er een naam rond in de wereld van logopedisten: Delferro.

Ik herinner me mijn eerste ontmoeting met hem aan de Apollolaan in Amsterdam –Zuid.
Een gezette zelfbewuste man met een Amerikaans accent. Delferro was eigenlijk helemaal geen therapeut, hij was een operazanger. Hij gaf trainingen aan operazangers voordat hij zijn leven zou wijdden aan een therapeutisch instituut voor stotteraars. Zijn dochter heeft mij later vertelt dat hij zijn methode per ongeluk ontwikkelde. Een stotterende operazanger bleek na zijn zanglessen plotseling genezen en Deferro voelde dat dit zijn roeping moest worden.

Hij keek me tijdens het eerste bezoek indringend aan en zei. ‘Vergeet alle bullshit, die ze je verteld hebben. Stotteren is een fysiek probleem. Je zet eenvoudig je middenrifspier vast’ en hij wees op zijn borst. ‘Het is een kwestie van ademhalen. Je moet opnieuw leren ademhalen, daar hebben wij hier een trainingsprogramma voor ’.

Ademhalingsoefeningen! Voor iemand, wiens moeder kinderpsychologe was en die als student de hele dag met academische theorieën in zijn hoofd rondwandelde, was zijn analyse even simplistisch als verfrissend. ‘We hebben 90% succes’, voegde die er op Amerikaanse wijze aan toe. Nu zeiden Amerikanen dat altijd bij het aanprijzen van een remedie, dus dat schiep bij mij meer wantrouwen dan vertrouwen, maar de aanpak sprak me aan en werkte tenslotte.

Ik was toen al bijna afgestudeerd filosoof en de volstrekte afwezigheid van psychologie en academische achtergrond fascineerde me wel. Niet denken , maar doen.
Maar het was voor mij niet zo eenvoudig. Ik was nu eenmaal meer een denker en het zou jaren duren voordat ik ook een onproblematische doener werd. Ik was ook al geen stabiel cursusganger en herinner me niet eens of ik de cursus wel heb afgemaakt, maar ik had me wel diep gerealiseerd dat mijn stotter een kwestie van ademhaling was. Door de buik ademen en proberen je middenrifspier onder controle te krijgen om zodoende vloeiend spreken. Er was geen twijfel mogelijk: Het werkte.
Na enkele jaren kon ik mijzelf als ex-stotteraar definiëren.

De parallel int de film was treffend. Lionel Logue, de Australische speechtherapist van koning George VI was een fameuze voorganger v an Delferro. Halverwege de film bleek dat Logue, net als Delferro helemaal geen arts was. Hij had zijn kunde in de praktijk ontwikkeld in de behandeling van soldaten die in de 1e WO een shock hadden opgelopen.


 


Waarom zijn zoveel mensen zo positief over deze film?
Het is immers geen grote actiefilm, waarin de hele moderne cinematografie en het repertoire aan technische mogelijkheden uit de kast wordt getrokken en breed uitgemeten. In tegendeel.
De film is eigenlijk meer een verfilmd theaterstuk.
Natuurlijk zetten Colin Firth, als George VI en Geoffrey Rush als Lionel Logue prachtige en subtiele rollen neer.
Natuurlijk historische beelden in de fascinerende omgeving van het Britse koningshuis in de jaren 30. Natuurlijk een waargebeurd verhaal in de nadagen van het British Empire, vlak voor haar val in de tweede wereldoorlog.
Maar misschien is er nog wat anders dat de aantrekkingskracht kan verklaren.
Is het niet de hoopvolle boodschap, die aanstekelijk werkt? De man, die door zijn wil en met steun van zijn therapeut, zijn zwakheden overwint? Een man die dapper publiekelijk de strijd met zijn handicap aangaat en kan winnen?
George VI is dan wel van koninklijke bloede, maar is even kwetsbaar als ieder ander, die hij door voldoende wilskracht weet te overwinnen. Hij wordt daarmee een voorbeeld, een persoonlijke held.
Als je genoeg wilskracht toont dan kun je tenslotte je eigen grenzen overwinnen.
Dat is een boodschap die mensen in deze tijd individuele zelfoverwinning willen horen.

Over stotteraars bestaan nogal wat misverstanden, die in het toneelstuk gedeeltelijk worden ontmanteld. Een stotteraar stottert niet als hij zingt.
Een stotteraar spreekt eveneens vloeiend als die bijvoorbeeld door harde muziek zichzelf niet kan horen.
De meeste stotteraars stotteren niet als ze de tekst uit het hoofd kennen en voorlezen is al makkelijker dan bij het improviserend spreken in het openbaar.
Ik denk niet dat stotteraars meer dan andere mensen last hebben van sociale faalangsten, publieke ruimten of het middelpunt van de belangstelling zijn. Iedereen verwerkt die op een andere wijze. De stotteraar met het vastzetten van zijn middenrifspier. De middenrifspier is de spreekworodelijke achilleshiel van de Stotteraar.

Natuurlijk ontwikkelt een stotteraar wel allerlei faalangsten met spreken, maar dat is meer het gevolg dan de oorzaak van het stotteren.
De stotteraar heeft een trukendoos. Hij maskeert op slimme wijze zijn mankement , door razendsnel synoniemen te zoeken voor woorden, waar die niet doorheen kan komen. Hij legt dikwijls pauzes in de zin waar ze strikt genomen niet horen. Hij verhoogt of verlaagt de toonhoogten en de accenten en ontwikkelt daarmee een breed bereik aan klankkleur in zijn stem. Veel acteurs hebben enige neiging tot stotteren of haperen. Hoewel slordig en haperig spreken iets anders is dan stotteren.
Het creatief zoeken naar woorden is iets anders dan de middenrifspier vastzetten met ademnood tot gevolg.

De stotteraar heeft een nijpend, maar gelimiteerd probleem. Hij weet dat hij bij het spreken in het openbaar of met iemand die hij niet goed kent kan blijven hangen. De plaatsvervangende schaamte, die de toehoorder voelt , wordt door de stotteraar het heftigst gevoeld en dat blokkeert hem.

Het stotteren is als fenomeen al millennia bekend. Zelfs de in de klassieke oudheid liep de redenaar Demosthenes al met een kiezelsteen tegen het stotteren in zijn mond liep.
In de film komt dat verhaal terug in de scene waarin de hoofdfiguur van zijn koninklijke arts zijn mond vol ijsklontjes moet proppen en dan een zin uitspreken.

Overigens benadert David Seidler in The Kings Speech het probleem wel degelijk psychologisch. Hij wijst subtiel op het ijzeren keurslijf waar in de hoofdpersoon leeft. Het verbod in zijn jeugd om met zijn linkerhand te schrijven komt ter sprake, evenals de plagerijen door zijn oudere broer.

Langzaam rijpte mijn plan om het filmscript in de Nederlandse theaters uit te voeren. Maar hoe de rechten te verkrijgen? Waren de rechten van een dergelijke succesvolle film eigenlijk een haalbare kaart?
De weinige mensen in Nederland, die iets van auteursrechten wisten gaven me weinig kans.
Er was sowieso onduidelijk waar de rechten eigenlijk lagen en bij een film van honderden miljoenen omzet zou dat toch wel geen haalbare kaart zijn dacht ook mijn Vlaamse adviseur van het recht bureau ALMO in Antwerpen. Maar ergens proefde ik dat het moest kunnen.
Ik zocht wekenlang rond filmmaatschappij Weinstein Company en schrijversgilden in New York en Los Angelos. Het bleek tenslotte via een rechtenbureau in Londen dat ik het email adres kreeg van de Oscar winnende scenarioschrijver David Seidler.

Ik construeerde een mail en hij reageerde direct. Het was zoals ik ergens vermoedde. De filmrechten lagen inderdaad bij de Amerikaanse filmmaatschappij, maar de theaterrechten lagen bij de auteur zelf. Ik vertelde hem mijn plannen, mijn respect voor de positie van de auteur en nodigde David uit op de première in Amsterdam te komen, als wij de rechten zouden krijgen en ik verkreeg het script alsmede de verwijzing naar zijn rechtenbureau in Londen.
Eind Juni 2011 werd me duidelijk dat ik de rechten tegen haalbare voorwaarden zou kunnen verkrijgen. Ik maakte informeel de deal , al duurde het nog enkele maanden voordat na overleg met advocaten de contracten waren opgesteld en de handtekeningen gezet.

De film heeft een hoopvol einde . Hoewel George VI in 1939 voor de verschrikkelijke taak staat om zijn volk de 2e Wereldoorlog aan te kondigen, weet hij, met Lionel Logue aan zijn zijde, in dit ultieme moment zijn stem een vloeiende overtuigingskracht mee te geven en als persoonlijk baken een voorbeeld van standvastigheid voor zijn volk te zijn. Het moment van aankondiging van een nationale ramp, is tevens het moment van zijn persoonlijke triomf in zijn Kings Speech.


Ab Gietelink.
Artistiek leider Theater Nomade.