IN DE BAN VAN DE VEILIGHEID
1. HOE HET VEILIGHEIDSVIRUS HET BEELDSCHERM KON BEZETTEN.
Er waart een virus door het land. Het virus van de veiligheid. Het verlangen naar veiligheid of liever de angst voor onveiligheid heeft een groeiende plaats in het nationaal bewustzijn gekregen en beheerst in toenemende mate het maatschappelijk debat. Het veiligheidsvirus refereert niet zozeer aan een werkelijkheid, maar aan het beeld dat men zich van die werkelijkheid heeft gevormd. Deze werkelijkheidsperceptie nu wortelt in een diepe angst en vermenigvuldigt zich met de vaart van een rollende sneeuwbal.
Het lijkt aannemelijk om te stellen dat het maatschappelijk peil aan irrationele angsten en haatgevoelens de afgelopen jaren sterk gestegen is. Het is in de jaren tachtig een normaal patroon geworden dat aan de borreltafel en in de media spookverschijningen als objectief feitenmateriaal kunnen verschijnen. De angst voor onveiligheid vertekent dus de perceptie van de werkelijkheid en dit leidt weer tot vreemde, welhaast paradoxale reacties.
De behoefte aan veiligheid wurgt de progressieve potentie van een samenleving in naam van een 'legalistische handhavingsretoriek'. Als gevolg van deze retoriek zijn veiligheid en criminaliteit in relatief korte tijd uitgegroeid tot het belangrijkste politieke onderwerp van de afgelopen jaren.
De media spelen een cruciale rol bij de obsessieve aandacht voor angst en geweldsproblematiek. Ruwweg de helft van de dagelijkse nieuwsuitzendingen, een belangrijk deel van de zendtijd in actualiteitenrubrieken en grote gedeelten van de voorpagina's van kranten zijn ingeruimd voor problemen betreffende veiligheid en criminaliteit in nationaal - en internationaal verband. Het is geen uitzondering dat actualiteitenrubrieken 100% van hun zendtijd aan het veiligheidsitem besteden. Op een willekeurige avond tijdens het schrijven van dit essay kondigde een NCRV rubriek energiek de volgende items aan: "Beveiligingsapparatuur, diefstal uit kerken, druggebruik, fietsendiefstal en Britse soldaten na de Golfoorlog".
Het thema veiligheid koloniseert tevens maatschappelijke discussies in aangrenzende gebieden. Een discussie over "normvervaging in de openbare ruimte" glijdt onopvallend af naar een onderkoelde analyse van "roofovervallen en georganiseerde misdaad". Een in Amsterdam georganiseerd TV debat over "kwaliteit van de leefbaarheid in de stad" wordt geruisloos gelijkgesteld met het probleem "veiligheid op straat".
Bij nadere bestudering van mediaberichtgeving blijkt dat de bureauredacteur/'headline'maker de neiging vertoont om allerhande maatschappelijke onderwerpen en discussies in het licht te zetten van het thema veiligheid. Mensen die werkzaam zijn in een "veiligheidsberoep" krijgen plotseling een aandacht die ze jarenlang niet kregen. Gefascineerd stort de mediawereld zich kritiekloos op woordvoerders van recherchediensten, militairen, specialisten van strategische huize, NAVO vertegenwoordigers en Clingendaelmedewerkers.
De cultuur lijkt terecht te komen in een veiligheidsobsessie. De burgers worden ingeschakeld in het opsporen van criminele zaken en aan de horizon gloort reeds de oude Amerikaanse praktijk: "Wanted, dead or alive". Ofwel met het verstrekken van de gouden tip over strafbare feiten kan men veel geld verdienen.
2. HET 90-DECENNIUM EN HET PANOPTISCH BEWUSTZIJN
Terwijl de sociowerker tot het symbool van de jaren 70 is geworden, lijkt de veiligheidsfunctionaris de treurige fakkeldrager van de jaren 90 te worden. Het sociaal-maatschappelijk bewustzijn lijkt vervangen door het controlebewustzijn. Werd bij zijn intrede een nieuw fenomeen als de sociaal inspecteur als onethisch afgedaan, sinds kort gaf zelfs de Volkskrant een herwaardering van deze overheidsdienaar.
Men ziet de controlefunctionaris als noodzakelijk kwaad voor de zondige mens, die in het moderne welvaartsparadijs te makkelijk in de verleiding zou komen om misbruik te maken van de sociale voorzieniningen.
De controle-ideologie is zodanig in de ban van haar eigen object, dat men over de meest voor de hand liggende vragen probleemloos heenstapt. Gaat bijvoorbeeld alle aandacht die de media aan de veiligheidskwestie geven wel samen met een groeiend probleem inzake veiligheid en criminaliteit? De vraag lijkt onzinnig, tenzij men aanneemt dat de media de zaak staan op te lichten, dan wel op grote schaal een scheef beeld schetsen van de werkelijkheid. Zonder de integriteit van de opiniemakers in twijfel te trekken ben ik inderdaad van mening dat er sprake is van een flagrante scheve en bovendien perspectiefloze beeldvorming.
3. DE PARADOX VAN DE VEILIGHEIDSBEHOEFTE
Nederland is in de ban van een veiligheidsobsessie. De cultuur laat zich sterker dan voorheen sturen door de fatale beweging, die aan een collectief angstcomplex eigen is. Het veiligheidsprobleem moet men niet zoeken in de werkelijkheid, maar in de manier waarop die werkelijkheid wordt ervaren. Nederland behoort nog steeds tot de veiligste gebieden op de aardbol en toch wordt veiligheid hier ervaren als het meest urgente maatschappelijke probleem van dit moment. Hoe is die paradox te begrijpen?
Een recent Amsterdams politierapport komt in dit verband met opmerkelijke resultaten. In het minst criminele stadsgedeelte, Buitenveldert, zijn de angstgevoelens van bewoners het hoogst, terwijl in het meest criminele stadsgedeelte, het centrum, het laagste percentage angstgevoelens wordt geregistreerd. Veiligheid in Nederland is niet in eerste instantie het probleem van de omgeving, maar van de manier waarop men die ervaart en vervolgens daarmee omgaat. Dit inzicht leidt bij nadere bestudering van de feiten tot de groeiende en hilarische scheiding tussen een objectieve staat van veiligheid en een subjectieve ervaring van onveiligheid. De huidige aandacht voor veiligheidsproblemen steunt op een groeiende angst voor onveiligheid, niet op een bedreiging van die veiligheid zelf.
4. DE GRONINGSE WAPENWEDLOOP
Naast de perceptie van de werkelijkheid is er de manier waarop men op die werkelijkheid anticipeert. Anders gezegd: hoe gaat men om met die als onveilig ervaren omgeving?
Een politieonderzoek in Groningen kwam in dit verband met interessante, en op het eerste gezicht paradoxale conclusies. De hoeveelheid mesdragende uitgaande jongeren was gestegen tot 20%. De behoefte aan bewapening kwam volgens die jongeren zelf voort uit de angst voor criminaliteit. Ofwel Groningen wordt onveiliger, omdat jongeren voorzorg nemen tegen onveiligheid en met een mes op zak de deur uitgaan. De cyclus is een zuiver voorbeeld van een "self-fullfilling profecy". Een mechanisme, dat geen privilege is van Groningse jongeren maar eigen is aan de gehele gevestigde manier van omgaan met veiligheidsproblemen, een wapenwedloop op micronivo.
Men kan zich afvragen op welke manier deze Groningse paranoia cyclus steunt in een verwording van de subcultuur onder bepaalde groepen jongeren en in hoeverre het media- en amusementscircus hierin een stuwende rol speelt. Om met het laatste te beginnen. De toename van de stroom geweld - amusementsprodukten van met name Amerikaanse makelij lijkt niet zonder consequenties te blijven. Het overgrote deel van bioscoopfilms bestaat uit gewelddadige actiefilms en het zijn juist de "randgroeperingen", die hiervoor de belangrijkste publieksgroep vormen.
De films scheppen een vaak fictief beeld van de grote militaire helden van het witte doek, of van de onverzettelijke en onomkoopbare al dan niet geüniformeerde boevenjagers in de moderne metropool. Afgezien van de opkomst van griezel - en horrorfilms is er dan nog de groei van misdaadseries op het televisiescherm. Er is weinig fantasie voor nodig om je voor te stellen wat mensen die in een dergelijke visuele omgeving van bedreiging en heldendom leven aan verbeeldingen en angsten op hun omgeving projecteren.
5. DE WETTEN VAN HET MEDIACIRCUS
Het lijkt niet overdreven te stellen dat het veiligheidsprobleem zinvoller is te beschrijven door een studie van de mediastructuur en ideologie dan door een analyse van de veiligheidsproblemen zelf. Behalve in het oproepen van een schrikbeeld zijn de meeste intellectuelen, programmamakers en journalisten vaak onvermogend om andere dan repressieve maatregelen te impliceren. Moderne actuele fenomenen zijn mijns inziens dan ook beter te begrijpen door middel van een onderzoek naar de golfbewegingen in de structuur en werkwijze van de redacties van kranten, tijdschriften en actualiteitenprogramma's, dan uit een bestudering van de werkelijkheid daarbuiten. Daarnaast zou een studie van de collectieve verlangens en trauma's van mediamensen het beeld nog van andere interessante dimensies kunnen voorzien. Aan welke premissen moet een onderwerp voldoen om tot mediaobject te kunnen worden en op welke wijze verandert de mediamachine vervolgens de authentieke gebruikswaarde van het onderwerp? Men kan een aantal mechanismen in het mediabestel waarnemen.
5a. DE WET VAN DE ACTUALITEIT
De "wet van de actualiteit" bepaalt dat een onderwerp dat eenmaal tot nieuwsitem is gemaakt in een "media-extase" wordt gebracht. De kopieer - en overnamedrift in medialand geven het item een injectie waardoor het in een sneeuwbaleffect zichzelf opblaast. Wanneer een onderwerp als belangrijk en actueel is gelanceerd, dan wordt het in de mediacentrifuge vanzelf belangrijker en actueler. Dat betekent niet dat het item niet zou communiceren met wat er in grote lagen van de bevolking leeft, maar wat er leeft heeft veel te maken met de manier waarop de media een onderwerp behandelen.
Het maatschappelijk klimaat was om culturele en ideologische redenen rijp om het veiligheidsitem tot nieuwsitem te maken en daarmee te voorzien van een actualiteitswaarde. Deze actualiteitswaarde brengt de sneeuwbal van angst en veiligheid aan het rollen.
5b. DE WET VAN DE SENSITIEVE IDENTIFICATIEMOGELIJKHEDEN
Naast actualiteit is er binnen het mediasysteem de "wet van de sensitieve identificatiemogelijkheden", ofwel een onderwerp moet direct inspelen op het emotionele deel van de psyche, op straffe "dat het langs mensen heen gaat". Audio-visuele media lijken in toenemende mate gebruikt te worden om primaire sensaties teweeg te brengen. Onderwerpen met sensationele acties, dat zijn acties met een hoog energetisch vermogen, lijken in de onoverzichtelijke veelheid van mediabeelden aan het langste eind te trekken. Criminaliteit en veiligheidsproblemen lenen zich bij uitstek voor de presentatie van feiten in de vorm van een aantrekkelijk verhaal. Het smakelijk opdienen van bijvoorbeeld criminele feiten gaat gepaard met een toepasselijke achtergrondmuziek, een fictief filmpje of interview, danwel een levensechte beschrijving van een saillant detail.
5c. DE WET VAN DE SNELHEID
Natuurlijk is er de "wet van de snelheid". Voor de mediaproducent telt "zendtijd is geld" en de consument moet zo snel en efficiënt mogelijk worden voorgelicht. Ofwel een eenvoudig en indringend beeld of statement heeft de voorkeur boven een complexe en gedifferentieerde tekening van de situatie. Criminaliteit leent zich bij uitstek voor een eenvoudige berichtgeving. Men neemt domweg niet de tijd om zich vragen te stellen over de achtergronden van veiligheidsproblemen.
5d. DE WET VAN COMPLEXITEIT EN NIVELLERING
"De wet van complexiteit en nivellering" is met de vorige verbonden. Alle kijkers, lezers of luisteraars moeten alle items volledig en binnen de presentatietijd van een x-aantal seconden kunnen vatten. Zoals ik het een TV-redacteur wel eens heb horen formuleren: "Allemaal mooi wat je zegt, maar kan mijn moeder van 70 dat ook begrijpen?". Hilversum zit vol met mensen die zich voortdurend lopen af te vragen of die half in slaap sukkelende bejaarde het nog wel kan volgen. Het ergste dat 'Hilversum' kan overkomen, is dat er iets wordt uitgelegd dat niet iedereen direct begrijpt.
Deze wet van de nivellering leidt tot een enorme simplificatie van onderwerpen, waarbij eenvoudige kreten een voorkeur hebben boven historische of diepgaandere analyses. Simpelheid in taal en redenering is het noodzakelijke resultaat. Nuance, paradox, eruditie of non-conformisme vallen buiten het gezichtsveld. Aandacht voor veiligheidsproblemen betekent in de meeste gevallen investeren in "nieuwe blikken agenten" zonder zich af te vragen, waar de onveiligheid eigenlijk vandaan komt; of deze eigenlijk wel bestaat; hoe men daarmee om zou kunnen gaan en of er geen betere dan autoritaire oplossingen bestaan.
5e. DE WET VAN DE VERDWIJNING VAN DE KRITIEK
Waarom is er zo weinig kritiek op het groeiende conservatisme in het media-apparaat met betrekking tot veiligheidsproblemen? Het zwijgen van de kritiek is een complex onderzoeksobject op zichzelf. Sinds bijna een decennium heeft de figuur van de kritiek zijn progressieve kracht verloren aan een steeds meer gesloten conservatieve praktijk. De vrijzinnige, lichte krachten in de samenleving begonnen in toenemende mate te kiezen voor een pragmatische strategie op micronivo. Ze wendden hun energie en creativiteit domweg op andere wijze aan. Ofwel de vrijzinnigen uiten geen kritiek, maar houden zich met andere zaken bezig. Verschillende maatschappelijke posities staan in de postmoderne Nederlandse samenleving niet tegenover elkaar, maar naast elkaar, niet in confrontatie, maar parallel.
Mediamensen die veiligheid als een probleem ervaren zullen erover schrijven of uitzenden. Mediamensen die veiligheid niet als een probleem ervaren zullen daar niet over berichten. Het is volgens de wetten van de media niet mogelijk dat een journalist meldt dat veiligheid geen probleem is, want dan laat hij zijn eigen onderwerp verdwijnen. Men zal zich lichtelijk verbaasd afvragen of de betreffende verslaggever niets beters weet te doen dan zich met problemen bezig te houden, die volgens hemzelf kennelijk geen problemen zijn.
6.DE HEMELSE VEILIGHEID VAN BIG BROTHER
Enkele jaren na 1984 is het schrikbeeld van de Big Brother omgeslagen in de geruststellende zekerheid van het alziende cameraoog. Het verlangen van de ongeruste burgerij tot "hard optreden" of minimaal een signaal van handelen heeft in Amsterdam op vaste tijden de politiehelikopter in de lucht gebracht. Hier omheen doen de meest lachwekkende geruchten de ronde. Zo zou de helikopter vanuit de lucht inbraken kunnen waarnemen en op tijd grondpolitie kunnen waarschuwen in het begeleiden en het vangen van vluchtauto's. Deze inbraken zouden enkel gepleegd worden tegen zonsondergang en kunnen met sterke kijkers en videocamera's worden waargenomen. Dat konden ze bij operatie "Desert Storm" ook, dus waarom hier niet? In ieder geval zou de crimineel door de als maar ronkende helikopter de stuipen op het lijf worden gejaagd en van zijn snode plannen worden afgehouden.
Het is nauwelijks voorstelbaar dat het weldenkende deel van het politiekorps zelf in deze controletheorie gelooft. Men kan zich dan ook afvragen wat de werkelijke reden is van het alziende Big Brotheroog dat zich door de Amsterdamse hemel beweegt? Misschien moeten we de reden hiervoor meer zoeken in de behoeftige burger met zijn gevoeligheid voor goddelijke mythen. Met haar helikopter geeft de geüniformeerde beschermheilige de lichtelijk paranoïde burgerij een geruststellende religieuze mythe. "Vreest niet, ik ben er! Iedere dag zweef ik als een rechtvaardige vader door de hemel. De zondige kan zijn straf verwachten en barmhartigheid is er voor de angstige slachtoffers. Luistert naar mijn vriendelijke geronk en haalt opgelucht adem, ook vandaag bent u weer veilig".
7. HOE KON DE ANGST MEESTER WORDEN?
Waar komt dat repertoire aan angstgevoelens over de veiligheid eigenlijk vandaan? Want ook wanneer men vaststelt dat de media op die angst een katalyserende en producerende invloed hebben en dat mediaprodukten hun eigen absurde relatie met de "maatschappelijke werkelijkheid" onderhouden, dan is het wezen van de angst zelf nog nauwelijks aan de orde geweest. Waaraan ontleent een mediaverslaggever bijvoorbeeld zijn obsessies behalve aan dat wat hij van anderen kopieert? Hoe zijn angstgevoelens op een dieptepsychologisch nivo te begrijpen?
De veiligheidsobsessie komt voort uit een angst voor de werkelijkheid zelf, een "unheimlich" zijn in de moderne omgeving. Er lijkt zich, om het in een kritisch vocabulaire te zeggen, een vervreemding van de authentieke relaties met de maatschappelijke omgeving voor te doen. Velen voelen zich in toenemende mate "vreemdeling" in de eigen omgeving. Het vreemdeling-zijn kan men op verschillende wijze verwerken. Men kan genieten van de "vreemdheid" van de werkelijkheid, men kan proberen de vreemheid te overwinnen, door ze in te kapselen in de ervaring van het "normale" of men kan een schild optrekken om het vreemde niet te hoeven zien. Deze laatste strategie verbindt "vreemdheid" met gevaar en angstgevoelens. De functionalisering, de hardheid van de "vechtmaatschappij" en de terugkeer van de calvinistische volksgeest geven nog eens extra voeding aan het complex van angstgevoelens. De overgesocialiseerde mediasamenleving zorgt niet zozeer voor een opheffing van de vervreemding, maar produceert paradoxaal genoeg een nieuw type.
In de essaybundel "Hollandse Horizonten" geeft de cultuurfilosoof Kees Vuyk een analyse van het "vreemdelingschap" als de grondslag van de westers-christelijke cultuur. Een cultuur waarbij de mens tot dolend individu in het moderne bestaan is geworden en de media er toe dienen om kunstmatig de verloren gegane sociale orde te reproduceren. Door middel van het televisiestation kan men deel hebben aan de gezellige warmte van het Nederlandse familiedom en hierdoor slechts tijdelijk verlost worden van die eenzaamheid.
8. ER WAART EEN SPOOK TUSSEN DE MENSEN EN DE DINGEN
Er waart een spook tussen de mensen en de dingen. Een vervreemding die geen ruimte krijgt zich in haar eigen vorm te tonen, maar gedempt wordt in een onderdrukt angstgevoel. Het calvinisme legt in zijn verdoeming van de menselijke ziel een zwaar fundament voor die angst van de mens ten opzichte van zichzelf. Op het zwarte, onbekende en verdoemde gedeelte van de menselijke ziel reageert men in Nederland door een heimelijke verdringing, dan wel strikte regulering van de psychische huishouding. Deze vreemdheid met het eigen innerlijk bestaat niet enkel in de individuele psyche, maar vindt haar uitdrukking in de collectieve maatschappelijke psyche. De manier van omgang met het eigen innerlijk vindt zijn weerslag in de wijze van omgaan met "andere" bevolkingsgroepen in de buitenwereld. De gekleurde buitenlander, de islamiet, de junk, de homo, de communist en andere minderheden vormen de heimelijk te wantrouwen bevolkingsgroepen, maar hun discriminatie stuit op een moreel verbod.
9. DE NEUTRALISERING VAN DE VREEMDELING
Vanuit de gevestigde orde bestaat er een verhuld wantrouwen tegen verschillende soorten minderheden. Er is een diep wantrouwen tegen alles dat "anders" is, maar tegelijk een morele plicht tot tolerantie. Discriminatie van deze minderheden is niet alleen bij de wet, maar ook in het morele bewustzijn van de meeste Nederlanders verboden. Deze spanning tussen afkeer en acceptatieplicht leidt tot taboevorming. Voor een deel van de minderheden geldt de morele acceptatieplicht niet en tegenover deze groepen krijgt het mechanisme van wantrouwen en afkeer vrij baan, wat tot uitdrukking komt in een scherpe morele veroordeling. De islamfundamentalist, de pedofiel maar ook de rechts-radicale nationalist, of racist zijn in het morele wetboek van de Nederlandse psyche ingedeeld in de categorie "fout en te isoleren". Men weigert daarmee domweg om een "verstehende" relatie met de bovenstaande groepen te onderhouden, maar probeert middels taboes de symptomen te onderdrukken. De Nederlandse reactie op het andere is niet die van het openlijke en morele debat, maar van de zwijgzame distantie en de isolatie. Men zit voor het raam schuift het gordijntje dicht en laat dit volgen door een huiskamervertelling over de zonden in de buurt.
Het tragische van de omgang met angst in Nederland is dat de bijna mythische angstcomplexen gekoesterd worden, in plaats van ontmanteld. Men ervaart het als een fataal virus, waartegen elk weerstandsvaccin zinloos is. Angstige mensen worden in Nederland bevestigd in hun paranoiasyndroom. Ze worden gerustgesteld met de leugen dat iedereen bang is en hun wantrouwen tegenover het 'de straat over gaan' legitiem is. Ze hoeven niets van zichzelf te vragen, want de schuld ligt bij de boze wereld of in ieder geval bij al die a-socialen. De maatschappelijke theorievorming die het gevolg is van angstcomplexen wordt niet enkel gerespecteerd, maar lijkt steeds meer dominant te worden in het politiek beleid. Het angstsyndroom wordt geprojecteerd op marginale groepen en doorgeschoven naar een overheid die voor veiligheidsgevoelens verantwoordelijkheid zou dragen. De angstige burgers worden in Nederland omringt met zorg en begrip. Het bouwen van beschermende dijken in de vorm van veiligheidsmaatregelen ziet men als zinvoller dan het uitdagen tot het opbouwen van maatschappelijke weerstand. De vrijzinnigen die niet handelen vanuit het syndroom van de angst en het verlangen naar veiligheid stuiten dan ook op muren van wantrouwen en sluipende mechanismen van neutralisatie. Een persoonlijk leven waarin vrijheid en risico de primaire drijfveer vormen wordt weliswaar met jaloerse blikken gevolgd, maar tegelijk omringd met een zwijgend wantrouwen. Voorzichtigheid, veiligheid en wantrouwen tegenover de ander ervaart men als belangrijker overlevingsmechanismen. Een levenskrachtig wereldbeeld vervalt dan al gauw tot een ideaal waarin men zo goed en onopvallend mogelijk moet zien te over-leven. Vitale levensinstincten als "openheid, moed, durf en vertrouwen" zijn diep weggedrukt in het collectieve bewustzijn en dat komt tot uitdrukking in de speelruimte die de demon van de angst in Nederland krijgt.
10. DE VUYSJE-IDEOLOGIE: DE ROEP OM DE JAREN 50
De Amsterdamse "Law and order" -ideoloog Herman Vuysje stelt in een toelichting op zijn enkele jaren terug veelbesproken pamflet "Lof der dwang" dat de ontzuiling en het uiteenvallen van de sociale cohesie de bronnen vormen van normvervaging en criminaliteit. De remedie ligt in zijn ogen in een hermoralisering en terugkeer naar een voorbeeldstellende overheid. Het boekje lijkt de uidrukking van de stijgende sociale frustratiegraad aan het einde van de jaren 80 en de opkomst van het "Het moet maar eens afgelopen zijn" -syndroom. De conservatieve groeperingen in de samenleving ontlenen aan deze handhavingsroep een belangrijk deel van hun identiteit.
Binnen sociaal-democratische rijen wordt de 'repressiestrategie' nu gelegitimeerd onder de dekmantel "het beschermen van de zwakke bejaarde die de straat niet meer op durft". Deze terugkeer naar de patriarchale sociaal-moralistische orde is niet enkel reactionair, ze veronachtzaamt bovendien de fundamentele veranderingen die sinds de jaren 50 in de samenleving hebben plaatsgevonden.
11. WAAROM CRIMINALITEIT? WAAROM GEEN NORMVERVAGING?
In de eerste plaats is het van belang een helder onderscheid te maken tussen normoverschrijding en criminaliteit. Het fout parkeren, illegaal uitbreiden van terras of zwart rijden is onvergelijkbaar met het rollen van een portemonnaie of het plegen van een inbraak of roofoverval. Het is eveneens misleidend en destructief om vanuit een overtrokken moreel bewustzijn een glijdende overgang te zoeken van normoverschrijding naar criminaliteit. Er zijn mensen die zich bij voortduring en met milde glimlach, dan wel laksheid overgeven aan normoverschrijding en overtreding, maar toch heel ver weg staan van criminaliteit. Daartegenover bestaan er nogal wat criminelen die zich in het maatschappelijk verkeer keurig gedragen. Het onderscheid is van belang wil men komen tot een zinvolle remedie. Bij criminaliteit zou de vraag gesteld moeten worden naar de maatschappelijke oorzaken van crimineel gedrag, bij normoverschrijding zou de vraag moeten zijn in hoeverre de norm creatieve wijziging verdient dan wel in hoeverre men een ruimere omgang van de regel mogelijk en wenselijk acht.
12. NIET ZEUREN. LEVE HET HEDONISME!
De nieuwe, op emancipatie ingestelde burger heeft een hedonistisch-pragmatische instelling en is de sociaal-patriarchale maatschappijhouding ontgroeid. Hij wenst de ruimte om naar eigen inzicht met de regels en normen in deze samenleving om te gaan en wil niet voortdurend lastig gevallen worden door geüniformeerde functionarissen op het moment dat hij probeert die normen op te rekken. Men zou kunnen spreken over een behoefte aan "flexibilisering van de regeltoepassing". Het ontwikkelen van activiteit in het informele circuit, het ontwijken van bureaucratische regelgeving, het op zelfstandige wijze naar omstandigheden afwegen van eigen en publiek belang zijn veelal niet de uitdrukking van illegaal en a-sociaal verval, maar van een collectief gegroeide behoefte persoonlijke verantwoordelijkheid te nemen, terwijl direct de toon wordt gezet voor een verandering of afschaffing van de regel. In zoverre is normvervaging ook het gewenste gevolg van een humaniserend emancipatieproces, waarin de regel er is voor de mens en niet de mens voor de regel. Deze kwalitatieve omslag van abstracte regelsouvereiniteit naar persoonlijke interpretatieruimte in de toepassingsvorm markeert een verzwegen verlichtingsproces.
13. DE FLEXIBILISERING VAN DE NORMTOEPASSING
Een bepaalde normoverschrijding dient men dus te zien als maatschappelijke correctie. Door middel van normoverschrijding worden namelijk vragen gesteld aan de zinvolheid van de regel. Een deel van de normoverschrijding lijkt vanuit de context maatschappelijk aanvaardbaar en dient te worden beantwoord met een algemeen dan wel specifiek gedoogbeleid. Laat ik deze stelling met een aantal herkenbare voorbeelden illustreren :
1. Het op basis van een uitkering vrijwilligerswerk verrichten en bijverdienen, zou gezien de penibele positie en toekomstmogelijkheden van de betrokken groepen, aanvaardbaar moeten zijn en een reden tot wijziging van de wet.
2. Het opbouwen van een kleine onderneming of de uitvoering van een project zonder de vereiste vergunningen en registraties, zou men van overheidswege kunnen beantwoorden met administratieve vrijstellingen en een gedoogbeleid in plaats van verbod en restricties. EZ heeft hier overigens tevergeefs initiatieven ondernomen. De beroepsgropen in Nederland beschermen hun belangen op een wijze, die doet denken aan het Middeleeuwse gildensysteem.
3. Het zonder hinder fout parkeren in een overvolle stad, wordt nu hinderlijk genoeg gestraft met een wielklem of wegslepen, maar zou men ook kunnen interpreteren als een vraag aan het verkeersplan dat zich leent voor een "oogje toeknijpen".
4. Waar de maximumsnelheidsregel bij voortduring zonder gevaar wordt overtreden kan men dit interpreteren als een legitieme behoefte tot regelwijziging.
Er is steeds minder plaats voor dit soort normovertredingen. De vrijzinnige meerwaarde daarvan lijkt in het huidige orthodoxe politieke klimaat steeds minder te worden geaccepteerd. Men is steeds minder bij machte het onderscheid te zien tussen een vrijzinnige toepassing van de regel en wat in het heersende sociaal-wetenschappelijk bolwerk heet: "de tirannie van de kleine beslissingen". Normvervaging ervaart men als moreel verval, pragmatisme als verhuld egoïsme, hedonisme als een zondigen tegen Gods eigen calvinistische moraal.
14. DE "ALS HET MIJ MAAR NIET AANGAAT" VERDRAAGZAAMHEID
Het kernprobleem draait in Nederland rond het begrip tolerantie. In de visie van wat ooit is aangeduid als 'Nieuw Flinks' is het tijd voor "grenzen aan de tolerantie" en de overheid zou hierbij het voortouw moeten nemen, omdat de burger daarvoor niet volwassen genoeg zou zijn. Er schuilt een misverstand in het gebruik van het begrip tolerantie, dat als dilemma begrepen wordt en daarmee de innerlijke kracht kwijt raakt. Het begrip verwordt van een actief levensideaal tot een begrensd maatschappelijk mechanisme. Anders gezegd: Het authentieke streven naar verdraagzaamheid verwordt tot een cynisch begrensde sociale functie. Behalve innerlijk verval kenmerkt de Nederlandse tolerantie zich door een defensieve en passieve dimensie. De Hollandse verdraagzaamheid heeft een "doe maar wat je niet laten kan, als het mij maar niet aangaat" vorm.
15. DE "MOETEN WE ONS ZO GEDRAGEN?" BENADERING
Onmerkbaar lijkt het ideaal van actieve tolerantie hier in de cynische draaikolk van de tijd onder te gaan. Actieve tolerantie is namelijk verbonden met participatie en misschien nog het meest geconserveerd bij de vergane stereotypen in de Nederlandse bevolking. Diep in de Amsterdamse Jordaan steekt Tante Sjaan nog onbelemmerd haar hoofd uit het raam en brult tegen de lawaaischoppers "Wat maak je me nou?". Actieve burgerparticipatie gaat hier samen met een vorm van maatschappelijke zelfcorrectie door middel van een "Moeten we ons nu echt zo gedragen?" benadering.
Overigens betekent deze actieve participatie dat de klager/critius zal moeten inzien, dat hij niet altijd gelijk heeft en dat zeker niet altijd zal krijgen. Vanzelfsprekend ligt hier een ruimte voor scherpe verschillen van mening, wat kan leiden tot conflict. Een volwassen en verdraagzame samenleving weet hiervoor zelf bevredigende oplossingen te vinden. De roep om conflicten te laten oplossen door professionele ordehandhavers in uniform is een duidelijk zwaktebod in het emancipatoire proces van de burger. In Nederland is de angst voor conflict echter zo groot, dat men het meningsverschil als een probleem definieërt in plaats van een vitale maatschappelijke communicatievorm.
Niet elke normvervaging is dus bij voorbaat immoreel. Naast de normvervaging is er echter sprake van op zichzelf moreel verwerpelijke overtredingen. Daarvan is het de vraag wie daar op welke manier tegen op moet treden? De orthodoxen hebben hun antwoord klaar. De overheid dient de normen te handhaven en een voorbeeld te stellen: meer overheidsdienaren in de controlesector en meer politieuniformen. De vrijzinnigen lijken in Nederland te schitteren door afwezigheid. Zij zouden de participerende burger tot uitgangspunt moeten kiezen. Zij vertrouwen op het probleemoplossend vermogen van de burger, waarmee de noodzaak van de traditionele staatstaken vermindert.
De verdraagzaamheid krijgt een positieve en levende kracht wanneer burgers bij onaanvaardbaar of crimineel gedrag zelf de actieve corrigerende factor zijn. De klacht van bewoners over de morele verloedering van het publieke domein zou de overheid op hen zelf terug moeten spelen. Het feit dat veel mensen niet de moed hebben om op te treden mag daarin een probleem zijn, het is wel in de eerste plaats hun probleem en niet dat van de politie. In zoverre schuiven angstige burgers hun eigen falen en onvermogen af op de overheid. Dat betekent niet dat de overheid of media in de omgang met die angstgevoelens niet wat zouden kunnen doen. Overal bestaan tegenwoordig voorschriftenboekjes en TV-cursussen voor: Waarom niet onder titel "Hoe ga ik om met normoverschrijdend gedrag?"
16. DE AUTORITAIRE VERLEIDING VAN DE PVDA
De roep om veiligheid en repressie heeft een wonderlijke samenhang met de verdwijning van de vijand in het Oostblok. Hoewel ik van mening ben dat de behoefte aan veiligheid in eerste instantie voortkomt uit het voortwoekeren van de economische crisis, de krapte op de arbeidsmarkt en het ontstaan van de "vechtmaatschappij", speelt de verdwijning van het buitenlandse vijandsbeeld onmiskenbaar een rol. De behoefte aan een vijandsbeeld verplaatst zich naar het nationale nivo. Verbonden daaraan is de vraag wat er nu met de overschietende defensiegelden moet gebeuren.
Het zijn tragisch genoeg niet alleen de conservatieven, die er voor pleiten het vredesdividend nu maar aan de politie te geven. Het PvdA neemt daar vast een voorschot op door een overheveling te bepleiten "buitenlandse veiligheid" (defensie), naar "binnenlandse veiligheid" (politie). Het partijprogramma van deze partij propageert op veiligheidsgebied een achterhaalde jaren vijftig moraal. De autoritaire verbeelding van een calvinistische politici, die niets anders weet te bedenken dan wat slogans uit de oude doos te halen.
Politiek is keuzen maken, houden de politici ons altijd voor en geld is maar één keer uit te geven. Het uitbreiden van het politieapparaat betekent het onderwijs, de ziekenzorg, de wetenschap en de cultuur de gelden onthouden. Het werkgelegenheidsargument in de "veiligheidssector" geldt overigens in versterkte mate voor de cultuursector, waar momenteel duizenden meest jonge mensen op basis van een uitkering werkzaam zijn. Om het retorisch te stellen ziet het politieke keuzemodel er als volgt uit: We kunnen kiezen voor honderd jonge kunstenaars, die hun werken aan de stad ter beschikking stellen of honderd politiemensen, die de burgers lastig moeten vallen, onder het mom van hun bescherming. Het feit dat de sociaal-democratie kiest voor politie en tegen cultuur vertelt alles over de crisis waarin deze ideologie zich bevindt : "Minder verbeelding, meer repressie".
17. DE BURGER-ANARCHIST,
DE LINKSE COMMISSARIS EN DE MORAL MAJORITY
In een salonbijeenkomst op initiatief van de Amsterdamse ex-burgervader van Thijn over normvervaging en handhavingsproblemen was ik getuige van een opmerkelijke rolwisseling die men een decennium geleden voor ondenkbaar had gehouden. De ambtswoning was het decor van een gesprek over de handhavingsproblematiek. Nadat Herman Vuysje een kort vertoog had gehouden in de lijn van zijn "Lof der dwang" werd ik uitgenodigd om hem te voorzien van een vrijzinnig repliek. In het daarop volgende debat werd snel duidelijk dat een belangrijk deel van het aanwezige gezelschap neigde naar een roep om prominenter en meermaliger politieoptreden. Totdat mijn verhaal wonderlijk genoeg onverwacht en expliciet steun kreeg van juist diegenen die direct verantwoordelijk zijn voor orde en gezag in de hoofdstad: hoofdcommissaris Nordholt en met enige reserve burgemeester van Thijn. Men kan zich afvragen wat de reden is voor een situatie waarin een belangrijk deel van de burgerij, nota bene van progressieve huize, de gezagsdragers rechts lijken te passeren, terwijl de gezagsdragers zelf partij kiezen voor hun natuurlijke critici. Uit de bijeenkomst en het daaruit geboren TV-stadsgesprek werd de reden van deze rolwisseling duidelijk. De vraag om politionele ordehandhaving is makkelijker gesteld dan uitgevoerd. Het gezag in de moderne samenleving is domweg niet in staat om die veiligheid te garanderen, waarom een groeiende groep mensen lijkt te vragen. Ze kan hoogstens de indruk geven dat er wezenlijk wat verandert. Het is in werkelijkheid onmogelijk om op iedere hoek van de straat een agent neer te zetten. De stelling dat van de aanwezigheid van politie een afschrikkingswerking uitgaat is met het "gewoner" worden van de politiepet nog maar zeer de vraag. Het imago van de nieuwe hulpverlenende agent is nu eenmaal een ander dan van de autoritaire ordehandhaver van vroeger. De beide gezagsdragers waren misschien op zichzelf niet tegen repressiemaatregelen, maar hadden in de loop van hun jarenlange ervaring steeds meer oog gekregen voor het tijdelijke en symptomatische karakter daarvan. Het inzicht rijpte dat er in veel gevallen sprake was van "dweilen met de kraan open" omdat de oorzaken voor normvervaging en zeker van criminaliteit grotendeels elders liggen.
18. WAAR ZOU DIE CRIMINALITEIT TOCH VANDAAN KOMEN?
Voorafgaand aan de vraag hoe met criminaliteit om te gaan, kan men zich afvragen wat de maatschappelijke oorzaken van het fenomeen zijn. Deze kwestie is geen privilege van sociologen en intellectuelen, maar zou de eerste vraag moeten zijn voor iedereen die met de problematiek te maken krijgt. In reactie op de softe jaren zeventig lijkt er nu een taboe te liggen over de vragen naar de oorzaken van drugs, vandalisme en criminaliseringsprocessen. Criminaliteit en de verharding van het maatschappelijk leven lijken in zekere zin de wrange prijs voor de jaren van economische crisis, falend werkgelegenheidsbeleid en alle disciplineringsstrategiëen waarmee dat gepaard ging. De manier van crisisbestrijding, was al even fatalistisch als cynisch en voltrok zich door middel van het uitvalprincipe. De al dan niet vrijwillige uitvallers ontwierpen hun eigen grijze en zwarte overlevingsstrategieën buiten de strikt gedisciplineerde gevestigde orde om. Een deel van die groepen heeft binnen een "survivalideologie" activiteiten ontwikkeld die men als "crimineel" kan omschrijven.
Hoe kan men de ideologie van de crimineel van binnenuit begrijpen en moeten we die zien als een negatie van de gevestigde ideologie, of misschien als een extase? De "survivalideologie" zou ik willen begrijpen als een "extase van de cowboyideologie". Deze "avontuurlijke vorm van repressief bewustzijn" heeft het afgelopen decennium een hergeboorte in de westerse wereld meegemaakt. De crimineel is zowel het slachtoffer van deze ideologie, als de extatische drager ervan. "Survival" is zijn diepste persoonlijke drijfveer als wel het ideologisch netwerk waarin hij gestrikt zit en dat hem verleidt tot onmaatschappelijke acties. In een samenleving waar de druk op de ketel bewust is verhoogd, lijkt criminaliteit de mogelijkheid van de meest opgejaagde en ondermijnende individuen en groepen om stoom af te blazen.
De maatschappij antwoordt met meer stoom op de ketel, terwijl het zou moeten gaan om meer ruimte in de ketel. Ofwel de repressiespiraal heeft de plaats ingenomen van het constructief onderzoek naar collectieve ruimte. De individuen in de geïnstitutionaliseerde samenleving hebben zich in toenemende mate laten disciplineren binnen de gevestigde moraal en kunnen zich vanuit die ervaringspraktijk geen ander werkbaar samenlevingsperspectief voorstellen dan nieuwe repressie.
19. DE VANDAAL, HET AVONTUUR EN DE KLOK VAN DE VERVELING
Een onderscheid tussen grote en kleine criminaliteit is hier van belang. Men kan van marginale kleine criminaliteitsgroepen moeilijk verwachten dat ze zich aan de regels van het spel houden op het moment dat hun de voorwaarden om zich binnen het scala aan aanvaarbare leefwijzen te bewegen worden onthouden. In Nederland speelt niet het levensonderhoud, maar de dagelijkse activiteit ofwel de toegang tot een passende arbeidsplaats het belangrijkste breekpunt bij het ontstaan van randgroeperingen met crimininele activiteiten. Met uitzondering van drugscriminaliteit, vinden vandalisme en kleine straatroof niet alleen hun grond in geldgebrek, maar tevens in verveling. A-sociaal gedrag is dan ook vaak het gevolg van doelloosheid en gebrek aan arbeidsperspectief. Deze afgeslotenheid van reguliere arbeidsplaatsen betekent dat de betrokkenen hun kwaliteiten en energie op andere wijze gaan aanwenden.
20. VOORBIJ DE DWANG: LOF DER VERLEIDING
Wat is nu een moderne of misschien postmoderne manier om met criminaliteit om te gaan? Tegenover een pleidooi voor dwangmaatregelen zou ik het mechanisme van de verleiding willen inbrengen. De verleidingsstrategie is in toenemende mate de wet van het maatschappelijk leven in de consumentgeregeerde welvaartsstaat. Deze strategie is door de media tot in alle finesses gecultiveerd. Bij de pluriforme ontwikkeling van het mechanisme van de verleiding is de dwang een simplistisch en archaïsch overblijfsel van de autoritaire samenleving. Hoe moeten we dat mechanisme van de verleiding toepassen? Wat is eigenlijk verleiding? Verleiding is een uitnodiging tot communicatie. Het is om het met de Franse denker Baudrillard te zeggen, een "strategie van het object". Een subtiele uitnodiging van het begeerde object aan het verlangen van het subject. Het gebruik van de "strategie van de verleiding" heeft in dit verband tot doel de crimineel te verleiden zijn tijd en energie te verplaatsen van illegale werkgebieden naar legale activiteiten. Het belangrijkste is dat hem daar de mogelijkheden voor verschaft worden. De "avontuurlijke, risicovolle" mogelijkheden op de arbeidsmarkt spelen daarin een cruciale factor.
Een verruiming van de arbeidsmarkt, zal op zichzelf een positief effect sorteren op potentieeel criminele groeperingen. Groeperingen, die reeds een avontuurlijke of lucratieve plaats in het criminele circuit hebben verworven vormen natuurlijk een groter probleem. Zij zullen hun "werkzaamheid" pas veranderen wanneer er door een kwalitatieve omslag op de arbeidsmarkt mogelijkheden ontstaan om mee te werken aan een ook voor hen aantrekkelijk activiteitenprogramma. De uitzichtsloze saaiheid van veel maatschappelijke functies is voor jonge of ervaren criminelen (en voor hen niet alleen) meestal ongeschikt. Overheersend is het volstrekte gebrek aan maatschappelijk uitdagende werkzaamheden. Natuurlijk bestaan er voor allerlei specifieke criminele groepen naast globale arbeidsmaatregelen ook nog specifieke verleidingsmethodieken. De bekendste ironie van het dwangsysteem is de boef in te huren als boevenvanger.
21. DE FATALE VERLEIDING VAN DE HEROïNESPUIT
Verslaving komt voort uit een overdosis aan verleiding. Een verleiding waarin de gebruiker zichzelf kwijtraakt. De verslaafde verliest zijn bewegingsruimte in de verleidingsstrategie van het object en verdrinkt erin. Of het nu gaat over de behoefte aan veiligheid of de behoefte aan drugs: beiden verdoven het bewustzijn en de honger naar meer lijkt onstilbaar. De drugsverslaving vormt een van de ernstigste problemen. Bekende dwangmethodieken om het gebruik uit te bannen blijken op mondiale schaal te falen. De "War on Drugs" is meer het produkt van ideologische propaganda dan van pragmatische vooruitgang in de globale drugsproblematiek. Deze dwangmethoden zou ik willen zien als schijnbare "mooi weersuccessen" waarmee de burgerij zichzelf zand in de ogen blijft strooien. De politierecherche draait daarbij rond in de tragische paradox dat met elke heroïnevangst de prijs op de markt stijgt en de criminaliteitsgraad van de gebruikers opdrijft. Wijkpolitierepressie komt neer op de junks van de ene buurt naar de andere zenden, waarna het ritueel weer van voor af aan kan beginnen.
In Amsterdam lijkt er bescheiden succes geboekt met verleidingsmethodieken. De invoering van de methadonbus geeft de verslaafde een alternatief naast straatroof of prostitutie. Maar men kiest liever voor een halve oplossing dan voor een radicaal ander perspectief. Politici blijken hier niet flink genoeg om oplossingen te zoeken, die tot de wortel gaan. Vermoedelijk speelt de moraal van de dominee hier een belangrijker rol dan het gezond verstand. Alle betrokken deskundigen weten het, het drugsprobleem is pas goed aan te pakken door het te liberaliseren. Of men nu kiest voor een opheffing van het drugsverbod of voor een gerichte medische verspreiding, de drugsgebruiker en zijn leefomgeving zullen eindelijk opgelucht adem kunnen halen. Het vrij verstrekken van drugs onder medische controle is na enkele voorzichtige stappen in Amsterdam tragisch genoeg tot stilstand gekomen. Het mag ironisch heten dat het oerconservatieve Zürich onlangs het experiment weer heeft opgepakt en nu vooraan in Europa loopt wat betreft een geavanceerde aanpak van drugsproblematiek.
22. STADSVERNIEUWING MOET NIET VEILIGER,
MAAR LEVENSKRACHTIGER
Er is in de sociaal-wetenschappelijke hoek nogal aandacht geweest voor criminaliteit en stedelijke omgeving. Door architectuur, stadsplanning en inrichting van het publieke domein zouden gevoelens van onveiligheid kunnen afnemen en mogelijkheden voor criminaliteit verminderen. In hoeverre kan de architectonische en stedelijke omgeving een rol spelen in het ontwikkelen van andere relaties dan angstrelaties? Op zichzelf is het best mogelijk om de leefbaarheid van bijvoorbeeld metrostations te verhogen door het plaatsen van kiosken op de perrons of het smaakvoller vormgeven van donkere betonnen Bijmercomplexen. Maar in reactie op de onbestemde angst zetten stedelijke overheden en stadsplanners het element "gezelligheid" in. De openbare ruimte moet geen aanleiding vormen voor angstgevoelens en daarom moeten de betonnen complexen en woonkazernes voorzien worden van groen en gezellige verlichting, die een soort klein-burgelijke bestrijding vormen van de onpersoonlijkheid.
Deze gezelligheidscultus in de architectuur leidt gemakkelijk tot de 'nieuwe kneuterigheid'. Groot, monumentaal en klassiek roept in Nederland onbehagen, angst en een gevoel van verlatenheid op. Het zou leiden tot een klimaat waarin criminaliteit kan gedijen en kneuterigheid is hierop het benauwde antwoord. Zijn er levensvatbare alternatieven, waarin de angst voor verlatenheid niet verzandt in kneuterigheid. Welke relatie zou men met zijn stedelijke omgeving kunnen aangaan, behalve een efficiënte, pseudo-beschermde dan wel gezellige? Een ervaringswijze die in de morele receptie van de Nederlandse volksgeest lijkt te ontbreken is een esthetische. Het esthetische is niet een aller-individueelste categorie, maar een cultuur-historische attitude van een vitaal bewustzijn en onderwerp van publiek debat. De protestantse geest lijkt het esthetische uitzicht echter te verduisteren met de veiligheid van de boekhouding en de morele angst voor artistieke hoogmoed. Het vermogen om de omgevingswerkelijkheid op een esthetische wijze te ervaren lijkt in het calvinistische Nederland voortdurend te worden overschaduwd door de donkere dreiging van het gevaar, dat uit alle spleten en plinten loert en de angstige burger in zijn gemoedstoestand belaagt.
23. TENSLOTTE: EEN MORELE EPILOOG
Internationaal lijkt Nederland terug te kruipen achter de muren van een repressief moralisme. Heimelijk smult men van de maffiaverhalen uit Italie, gruwt van de Islam, raakt in stuiptrekking bij het zien van Saddam Hussein, wantrouwt de oude communistische kaders in Oost-Europa, cultiveert haar historische trauma tegenover het Duitse volk, en schaart zich kritiekloos achter de NATO en de VN en dan zijn er nog de stromen migranten. Gelukkig, "oost, west, thuis, best", maar Here God ook daar staan de dijken op breken en lijkt de apocalypse nabij. Het is weer eens tijd voor "harde en pijnlijke" maatregelen.
Hoe deze onveiligheidsspiraal in het gemoed te breken? Tegenover de moraal van angst, repressie en autoriteit staat de moraal van de zelfbewuste glimlach. Tegenover de simplistische roep om dwang en handhaving, staat het recht tot flexibiiteit in de regeltoepassing. Tegenover de archaïsche roep tot scherper politieoptreden, staat het zicht op de maatschappelijke oorzaken en de vraag om meer ruimte voor persoonlijke groei en verwerkelijking van de in discrediet gebrachte groepen. Tegenover de onveiligheidshetze staat de kritiek op de vertekeningen in de media en de mogelijkheid om als burger een innerlijke weerbaarheid op te bouwen in de draaikolk van de onveiligheidssentimenten. Tegenover het patriarchale geloof in autoritaire oplossingen plaatsen we het avontuurlijke zelfvertrouwen van de vrijgevochtene en tegenover de calvinistische zonde en verdoeming een onbeschaamd genot van het moderne leven.