DE ZIEL VAN NEDERLAND
1. HET GEOGRAFISCH GEZICHT
Aan het begin der tijden zweefde God over de wateren. Het moet op een achternamiddag zijn geweest dat hij het land heeft getekend, dat de geschiedenis in zou gaan als Nederland. Een grilliger verbeelding dan de Nederlandse landkaart is eigenlijk nauwelijks denkbaar. Het land is een wonderlijk compromis tussen land en water aan de rand van het Europese continentale plat. De onregelmatigheid van deze geografische figuur staat in paradoxaal contrast met de verbijsterende regelmaat van het landschap dat men aantreft wanneer men over het Westland vliegt. In antwoord op de chaos van de natuur heeft de mens hier een rechtlijnige orde van vlakken geplaatst.
Holland is een geschenk van het water. Een overblijfsel van het grint, zand en klei dat de grote rivieren, Rijn en Maas, naar de delta hebben gevoerd. Een slibbige massa achtergelaten door een zich terugtrekkende zee, welke daarop door mensenhanden van beschermingswallen is voorzien. Met de geografische gesteldheid van het landschap begint het verhaal over de cultuur van haar bewoners. Een geografie, die zich symbolisch in de cultuur heeft gespiegeld en van waaruit de geschiedenis ontspringt. Een poging om de bron van de Nederlandse geschiedenis te begrijpen uit de geografische gesteldheid betekent niet dat de historie zich noodzakelijk langs haar beddingen ontwikkelt.
De stelling waarbij de geschiedenis als gedetermineerd wordt voorgesteld is diepgeworteld in het Nederlands calvinisme en heeft ook daarbuiten nog steeds grote invloed. De schrijver van dit essay heeft deze stelling altijd scherp bestreden. De idee waarbij historische feiten uit bepaalde patronen verklaard kunnen worden steunt op een serie vooronderstellingen die in principe niet bewijsbaar zijn. Men kan op rationele gronden evengoed het omgekeerde beweren, namelijk dat de loop van de geschiedenis geheel willekeurig, onvoorspelbaar en "vrij" plaatsvindt. In mijn visie wordt de historie voortgestuwd door een zeer complex mengsel van cultuurpatronen, menselijke interventies en willekeur. Bij alle historische verklaringsmodellen kan men opmerken dat alles ook anders had kunnen lopen. In het navolgende wordt niet getracht het zoveelste verklaringsmodel te introduceren, maar wordt een "verstehende" relatie aangegaan met wat ik herken als het symbool van de Nederlandse volksgeest. In de geschiedsschrijving is deze hermeneutische methode zeer omstreden en tevens verbonden met een fatalistisch wereldbeeld en zelfs met "Blut und Boden" ideologie. Mijn onderzoek bestaat eruit om te kijken of deze kritisch-hermeneutische methode progressief te gebruiken is, door de geschiedenis te beschrijven als niet manifest gemaakte mogelijkheid.
Men heeft vroege sporen van de Nederlandse geest gevonden in de opgegraven veenlijken, die stammen uit de tijd dat de Batavieren de Rijn af kwamen varen. Hoewel de Lage Landen reeds enkele millenia bevolkt zijn is het zelfbewustzijn van de Nederlandse natie amper vier eeuwen oud. Het nationaal zelfbewustzijn ontwikkelde zich tot een stuwende historische factor in de 80-jarige vrijheidsstrijd (1568-1648) tegen de Spaanse feodale gezagsstructuur. Over de oprichtingsdatum van de Nederlandse staat kan men van mening verschillen. De eerste Nederlandse staat, de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën, vindt volgens de dominante historische opvatting zijn duidelijkste beginpunt bij de Unie van Utrecht van 1579. Reeds in de Gouden, Zeventiende Eeuw komt de jonge republiek tot volledige wasdom en groeit in enkele decennia uit tot een wereldmacht. De mondiale macht en het aanzien dat ze in korte tijd verwerft zal ze na het rampjaar 1672 voorgoed verliezen, hoewel haar economische macht tot diep in de 18e eeuw nog aanzienlijk blijft. Een onderzoek naar de Nederlandse cultuurgeest en de manier waarop deze in de huidige politieke cultuur tot uitdrukking komt, dient dan ook in dat tijdperk te beginnen.
2. BRITAIN RULES THE WAVES, HOLLAND
SHELTERS AND DEALS
De Hollandse volksgeest komt voort uit een dubbelzinnig verbond met de zee. Een dergelijke algemene uitspraak krijgt pas betekenis bij een meer specifieke identiteitsbepaling. Hiervoor zou ik een vergelijking willen maken tussen de Nederlandse volksgeest en die van haar buren aan de andere kant van de Noordzee.
Zonder twijfel bestaan er een aantal grote historische overeenkomsten tussen de Britten en de Nederlanders. Beiden zijn zeevarende volken, die maritieme wereldrijken gesticht hebben. Het regenachtige zeeklimaat, de dominant protestantse godsdienst en de verwantschap in de taal funderen de overeenkomsten in nationale identiteit. De belangijkste overeenkomst in deze identiteitsbepaling is echter te vinden in de relatie met de zee. De overeenkomst ligt voor de hand, maar waarin ligt nu precies het verschil? De Britse geest lijkt voort te komen uit de strijd met de zee. Of preciezer, uit de drift om het grillige gevaar van de wereldzeeen te overwinnen. Het "Britain rules the waves" laat nauwelijks twijfel over de identiteit van de Brit. Hij voert het gevecht met de zee, met als doel deze meester te worden en binnen zijn eigen schema in te kaderen. De Engelsman gebruikt zijn analytische geest ter beheersing en onderdrukking van datgene hij aanziet voor het donkere gevaar van het water. Hij ervaart de wereld als een slagveld, waarin de rechtvaardige en moedige strijder gevaren moet trotseren en tenslotte het kwaad moet overwinnen.
De Hollandse geest kende in haar Gouden periode sterke overeenkomsten met die Britse hegemoniale traditie, maar zijn karakter is doortrokken van een andere grondhouding. Hij komt namelijk niet voort uit de drift de sterkste te blijven in het gevecht met het water, maar uit de behoefte zich tegen de macht van de zee te beschermen en gebruik te maken van datgene wat het water te bieden heeft. Hij bezweert het gevaar van de zee door het opwerpen van dijken, dan wel eigent zich zijn bodem toe door het water in te dammen en droog te malen. Zijn intentie is niet om meester van de zee te worden, maar om niet overwonnen te worden. Hij draagt dan ook een defensief karakter. Het defensieve karakter van de Nederlandse cultuur komt tot uitdrukking in de zware opgetrokken wal, waarachter het kwetsbare en gecultiveerde land ligt, dat beschermd moet worden. Tegenover de boze buitenwereld staat de kwetsbaarheid van het persoonlijk gemoed, dat in de nestwarmte van het gezin gekoesterd wordt.
De overtuiging van astrologen dat Nederland is geboren en opgegroeid onder het teken van de Kreeft is op zijn minst interessant te noemen en verleidt tot enige verbeeldingsvolle speculaties. De kreeft is een waterdier met een harde schub en een weke kwetsbare binnenkant. Hij vlucht in achterwaartse richting en bestrijdt zijn tegenstander door hem geluidloos dood te knijpen. De harde schub hangt als een dijk rond het kwetsbare dier, dat zich liever terugtrekt dan ten aanval gaat, maar in crisismomenten gevaarlijk kan zijn.
Het hoeft nauwelijks betoog : de dijk is het Nederlandse cultuursymbool bij uitstek. De invloedrijke provincie Holland ontleent haar bestaan voor een groot deel aan de dijk. Zonder deze wallen zou het belangrijkste deel van Holland onder water staan. Het verhaal van Hans Brinkers met zijn vinger in de dijk is vreemd genoeg bij Nederlanders matig bekend, voor buitenlandse toeristen vormen de avonturen van deze Hollandse jongen vaak de enige kennis die men heeft van het Nederlandse cultuurgoed. Maar op welke manier toont de dijk zich in de mentaliteit van de Nederlander?
3. DE ANGST VOOR DE ZONDVLOED
In het godsvruchtige Nederland heeft een bijbels verhaal altijd een bijzondere betekenis gehad: het verhaal van de zondvloed. Het beeld dat God de mens zou straffen voor zijn zonden door het zenden van het water bracht in Nederland naast een reeel fysieke tevens een symbolische, religieus gefundeerde angst. De angst om door het water overspoelt te worden en de doem om als nietig en schuldig mens in het tranendal te moeten doorbrengen pakt zich samen in een sentiment met een bijbelse wortel: de angst voor de zondvloed. In het laatste oordeel wreekt de rechtvaardige God zich op de zondige mens door hem te laten verdrinken in het water. "De angst voor de zondvloed" is als de klei waarmee het huis van de Nederlandse cultuur is opgetrokken.
Een belangrijk deel van de Nederlandse cultuur en politiek is te begrijpen als een fascinatie voor die angst. Men heeft in Nederland middelen gevonden om met die angst om te gaan. Zijn cultuur is gefixeerd op het aanbrengen van maatschappelijke veiligheidsgordels en dat leidt tot een voortdurende structurele groei van het verzekeringswezen. In Nederland is elk risico in principe verdacht. Men kan zich daar tegen alles verzekeren of liever men moet zich tegen alles verzekeren en dat resulteert in de hoogste verzekeringsgraad ter wereld. Dat is geen nieuw fenomeen. Aan 17e eeuwse Nederlanders komt zelfs de twijfelachtige eer toe het verzekeringswezen te hebben uitgevonden.
De eenzame mens moest immers beschermd worden tegen zijn persoonlijke zondvloed. De diepgewortelde angst om naakt in het aangezicht van de werkelijkheid te moeten kijken, wordt bezworen door een labyrint van eindeloze regelzucht. Of we nu denken aan aan deze Nederlandse uitvinding van het verzekeringswezen of aan de topzware 20e eeuwse verzorgingsstaat, het zijn getuigenissen van de indamming tegen allerhande gevaren. De cultuur is doortrokken van de neiging om de risico's van het grillige en vitale leven af te schermen en te reduceren tot de rustige overzichtelijkheid van het cijfer.
Veiligheid is er te koop tegen een prijs die volgens tabellen te bepalen is. Er hoeft zich niets voor te doen wat niet al in de voorspelling opgenomen is en met de voorspelbaarheid van het gevaar doet men hier of het gevaar zelf geweken is.
4. WATERSNOODRAMP EN WATERLINIE, DE HERE
BESCHERMT ONS EN STRAFT ONS VOOR ONZE ZONDEN.
"Luctor et Emergo" (Ik worstel en kom boven) vormt de wapenspreuk van Zeeland, waarmee niet enkel de bestaansconditie van de eilandenprovincie, maar van de gehele republiek is weergegeven. Het diepste trauma uit de na-oorlogse Nederlandse geschiedenis is veroorzaakt door de Zeeuwse Watersnoodramp uit 1953. Deze natuurramp raakte aan de verborgen en existentiële Zondvloedangst en werd dan ook beantwoord met een historisch ongeëvenaard waterwerk: de Deltawerken. Maar de relatie die Nederland met het water onderhoudt is dubbelzinnig. Naast de angst om te worden overspoeld door een fatale zondvloed geeft het water ook bescherming in tijden van dreiging en oorlog.
In complement met de Watersnoodramp staat de Waterlinie. De Waterlinie was de feitelijke en is de symbolische waarborg van de nationale soevereiniteit. In 1572 en 1574 slaagde Willem van Oranje, de "Vader des Vaderlands" erin door de opdracht tot het doorsteken van de dijken de steden Alkmaar en Leiden te ontzetten van de Spaanse belegering en daarmee de basis te leggen voor de bevrijding van Holland en de gehele Republiek. In het rampjaar 1672 was het wederom de Waterlinie die ervoor zorgde dat het voor de Franse troepen onmogelijk was om de sleutelprovincie Holland te bezetten, waarmee de republiek behoed bleef voor de totale ineenstorting. Tot in deze eeuw bleef de Waterlinie de typische Hollandse versie van de verdedigingslinies tegen vijanden van landzijde.
5. HET LABYRINT VAN WATERWEGEN
Bijna alle Europese mogendheden grenzen in mindere of meerdere mate aan zee en een aantal hebben zich dan ook tot zeemogendheid ontwikkeld. Wat is nu zo specifiek en succesvol aan de geografische structuur van de Republiek? Huizinga betoogt in zijn "Nederlands beschaving in de 17e eeuw" dat men het economische succes van de Republiek niet alleen moet begrijpen uit haar centrale ligging aan de Noordzee, maar evenzeer uit het bestaan van de Zuiderzee en het labyrint van waterwegen, waardoor er natuurlijke verbindingen met het Vlaamse en Duitse achterland bestonden. Het enorme natuurlijke netwerk van waterwegen vormde een uitzonderlijke infrastructuur voor de goederenhandel en daarmee voor stedelijke activiteit. Het bestaan van rivieren en meren opent het land en de steden voor handelsactiviteiten per schip. Deze natuurlijke voorsprong in de infrastructuur stimuleerde sterker dan elders stedelijke cultuur en het ontstaan van een koopmanscultuur.
Het water vormde zowel de bedreiging als de ontwikkelingsmogelijkheid in de Hollandse cultuur. De angst voor de zondvloed gaat dus naadloos samen met de ontwikkeling van de zeevarende mogendheid en de ontwikkeling van een netwerk van handelscontacten dat zich sinds de "Gouden Eeuw" uitstrekte van de Noordpool tot in de Indische archipel.
6. ATLAS, HOLLAND EN HET LEED VAN DE WERELD
De relatie met de zee produceert niet alleen het symbool van de dijk, maar tevens dat van het schip en de wereldbol. In 1648 bouwde Jacob van Campen in opdracht van de machtige koopmansstad Amsterdam het stadhuis op de Dam. Het gebouw symboliseerde eeuwenlang het hart van de Nederlandse mondiale koopmansgeest. Op de vloer van de grote zaal in het brandpunt van het paleis is de wereldkaart in marmer uitgehouwen. De beide halfronden liggen in de schaduw van een enorme uit steen gehouwen Atlas, die somber over deze reproductie van de wereld uitkijkt. Hij torst tenslotte het wereldleed, nadat Zeus hem daartoe veroordeeld heeft. Op de achterkant van het paleis staat eveneens een Atlas uit de tijd dat Nederlandse koopvaardijschepen de globe bezeilden. Atlas, de titaan, die zijn opstand tegen de Olympische goden moest bekopen met de straf om de last van de wereld tot in eeuwigheid te dragen lijkt door het 17e eeuwse Holland geadopteerd.
De Hollandse wil om het leed van de wereld te dragen is echter niet ingegeven door een klassieke levenshouding, maar is het produkt van een christelijke traditie. Het bewustzijn heeft zich ontwikkeld volgens de leefregels van een streng 17e eeuws calvinisme. In een door schuldbesef voortgestuwde geest is de wil tot ontwikkeling gekomen om de wereld te helpen in haar gang door het aardse tranendal. Het calvinisme draagt een sterk geloof in de erfzonde met zich mee en deze erfzonde hangt nog steeds als een schaduw over de geseculariseerde 20e eeuwse mens. Deze wereldbol is eigenlijk een dubbelzinnig symbool. De jarenlange scheepsreis vormde de ultieme prikkeling van de avontuurlijke verbeelding en de drang tot economisch gewin. De wereld werd ervaren als een bron van mogelijke ontdekking en exploitatie. Anderzijds was diezelfde wereld een last, die de schuldbewuste calvinist tot in eeuwige dagen moest dragen. De ideologie van de hulp en de universele verantwoordelijkheid van de ene mens ten opzichte van de andere zijn het gevolg van de stijle calvinistische leerstellingen die diep in het Nederlandse bewustzijn liggen opgeslagen. Deze zware verantwoordelijkheidsideologie lijkt het complement van haar mondiale oriëntatie. De andere kant van de 17e eeuwse ontdekkingen en kolonisaties van de aardbol. Tegenover de universele vrijheid en sociale gelijkheid, voelt men de persoonlijke en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de lijdende mens in alle uithoeken van de wereld. De nationale en internationale hulpacties, de wereldverbeteraarsideologie en de relatief hoge graad van ontwikkelingsbijdragen zijn een uitdrukking van deze universele hulpideologie. Deze ideologie heeft zowel oneigenlijke, als utopische trekken, voortkomend uit het repressieve zondebesef van de burgelijke geest.
Het schip is behalve het instrument om de wereld te ontdekken en te exploiteren tevens een symbool voor de gang van de nieuwe natie door de geschiedenis. De latere metafoor van het "schip van staat" is onder meer uitgewerkt in het bekende 17e eeuwse gedicht "Scheepspraet". In dit bekende dichtwerk schetst Constantijn Huygens de politieke constellatie van de prille republiek, die na de dood van Prins Maurits van Oranje een stuurloos schip geleek, maar met de komst van Frederik Hendrik een bekwame kapitein terugkreeg.
7. HET ONBEHAGEN VAN DE WELVAARTSSTAAT
In zijn veelgeprezen boek "The Embarrassment of Riches" beschrijft de Britse historicus Simon Schama hoe de Nederlandse welvaart in de Gouden Eeuw samengaat met een permanent gevoel van onbehagen. De schaamte over de rijkdom, de calvinistische plicht tot soberheid en de vaste overtuiging dat God de mens eens voor zijn overvloed en verspilling zal straffen, gaapt als een donker gat onder de Nederlandse politieke cultuur. De moderne welvaart dient in de calvinistische ideologie gepaard te gaan met de pijn van de broekriem. Zonder de pijn van bezuiniging en terughoudendheid dreigt het failliet, de verdoemenis of de zondvloed. Om deze angst voor de zondvloed te bezweren hebben we tegenwoordig de betrouwbare manager met een alles overziende boekhouding en een verantwoorde minimalisering van financiële risico's. Was het niet in de 17e eeuwse republiek, waar het verzekeringswezen werd uigevonden? Het is deze voorzichtige en terughoudende mentaliteit die men in Nederland ervaart als een noodzakelijk kader om welvaart te kunnen verwerven en voort te kunnen zetten.
8. DE FATALE GREEP VAN CALVIJN
In de erfenis van Calvijn vindt men de orthodoxe leerstellingen, die het "precieze" karakter van de Nederlandse geest vormen. In het beeld van de door God beschikte zondvloed huist een element dat tot de grondstellingen van de calvinistische leer behoorde, het determinisme. De leer van het determinisme vormde de inzet van de 17e eeuwse godsdienststrijd die zich in de hervormde staatskerk voltrok, die tussen Arminianen en Gomaristen, tussen "rekkelijken en preciezen", tussen "vrijzinnigen en orthodoxen". Deze strijd leidde niet alleen tot een scherpe politieke twist, die de republiek aan de rand van burgeroorlog bracht, hij vormt ook het diepste schisma in het wordingsproces van de Hollandse cultuur.
De Gomaristen huldigden de opvatting dat de mensheid in het licht van de zondeval weliswaar verdoemd was, maar God in zijn barmhartigheid besloten had om een uitverkoren groep tot zijn hemels paradijs toe te laten. Deze groep van uitverkorenen was voorbeschikt. Het menselijk handelen had volgens de rechtzinnigen geen invloed op het hemelse lot. Het wereldbeeld waarbij de mens onmachtig is in te grijpen in de loop van de dingen drukt zich uit in het bekende spreekwoord "De mens wikt, God beschikt". De Arminianen daarentegen waren van mening dat een ieder in Gods' genade kon worden opgenomen, maar dat men dat "recht" door zijn aards handelen kon verspelen. De vrijheid van het menselijk handelen wortelde in een humanistische traditie. Een traditie van vrijzinnigen, die een voorvader had in het werk van de 16e eeuwer Desiderius Erasmus van Rotterdam.
In 1619 groeide het godsdienstig conflict uit tot een politieke botsing die eindigde met de onthoofding van de vrijzinnige Hollandse raadspensionaris Johan van Oldenbarneveldt. De overwinning van de rechtzinnige Gomaristen had grote gevolgen voor de dienaren van de republiek. Functionarissen in staatsdienst moesten vanaf toen de stijle uitgangspunten van de Dordtse Synode van 1619 onderschrijven. Deze tegenstelling tussen "rekkelijken" en "preciesen" loopt als een rode draad door de Nederlandse politieke cultuur en vormt tevens een belangrijk begrippenkader bij de politieke analyse in de komende essays.
9. WANTROUW DE MENS, VERTROUW OP GODS WIL
De praedestinatieleer vormt nog steeds de grondslag van die leersystemen, die de wereld beschouwen als gestuurd door Gods ondoorgrondelijke wil. De Nederlandse volksgeest lijkt een vreemde samensmelting te zijn van vertrouwen in de individuele vrijheid van menselijk handelen en een berustend geloof in een fataal proces dat zich noodzakelijkerwijze voltrekt en waartegen het geen zin heeft zich te verzetten. Een geloof dat de loop van de Geschiedenis voor altijd geschreven staat. Een onwil en onwennigheid om het toeval en de willekeur van de dingen zonder wantrouwen tegemoet te treden. Dit wantrouwen is diepgeworteld en tempert op cynische wijze de menselijke levensdrift. Een levensdrift die licht kan verworden tot een vorm van hoogmoedigheid. Een hoogmoed, die wordt ervaren als een menselijke onbescheidenheid waarvan de Nederlander zeker weet dat God die ooit zal straffen. Hoewel de Nederlander zich vaak modern voordoet koestert hij een diep wantrouwen in de emancipatoire mogelijkheden en de integriteit van de mens. Hij reageert weliwaar met heimelijke bewondering, maar is in de praktijk zeer terughoudend naar mensen met een ongebreideld enthousiasme. Er heerst een wantrouwen tegen zakelijke en persoonlijke initiatieven, die steunen op een flinke dosis risico en avontuur.
De Nederlander koestert een heilig geloof in de regulerende macht van de markt, die hij als natuurlijk ervaart. Het geloof in deze goddelijke hand van de markt is echter historisch een metafysisch overblijfsel van de calvinistische leer. Een geloof dat behalve in Holland in de Anglo-Amerikaanse landen ideologisch het diepst geworteld is. De gemeenschappelijke ideologie in deze landen vind haar fundament in het protestantisme, waarvan het calvinisme deel uitmaakt. Naast het geloof in de markt is er de overtuiging dat de economische crisis zich in de loop van de Geschiedenis voordoet met de onverbiddelijkheid van een natuurwet, waaraan de mens zich dient te onderwerpen. Ook hier vinden we een overblijfsel van de deterministische ideologie.
10. EEN LAND VAN BANKEN, PENSIOENEN EN
VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJEN.
Het calvinisme wordt in Nederland makkelijk in verband gebracht met de geest van Renaissance en individuele vrijheid, die destijds in het 16e eeuwse Italie aan de oppervlakte kwam. Men kan zich afvragen hoe die verhouding precies ligt. Volgens de psycho-analyticus Erich Fromm zouden we het calvinisme niet moeten zien als de vervolmaking van de individuele vrijheidslievende en renaissancistische mens, maar als een terugval in zijn ontwikkeling. De leer van Calvijn zou volgens Fromm niet zozeer de uitdrukking zijn van een individuele bevrijding, maar de religieuze uitdrukking vormen van "de angst voor vrijheid". Fromm analyseert scherp dat de Renaissance het gevolg is van een verlichtende opening van de Middeleeuwse katholiek feodale wereld, terwijl hij het calvinisme begrijpt als een regressie voortkomend uit de verwerking van de losgekomen angsten. Deze angsten zijn het gevolg van een verlies aan sociale cohesie. De renaissancistische verlichting wordt na een korte periode van humanistische bloei opnieuw ingepakt in een sober afschrikkingssysteem. Het systeem zou gericht zijn op het onderdrukken van de vitale vrijheidsinstincten in de mens en de kneveling van de nieuw verworven humanistische geest. De Duitse socioloog Max Weber heeft gewezen op een andere dimensie in de protestantse geest. In zijn boek over de protestantse ethiek wijst Weber op die elementen in de geloofsleer, waaruit "de geest van het kapitalisme" zou zijn ontwikkeld. De accumulatie van handelskapitalen is enkel mogelijk door een voortdurende herinvestering van spaargelden. Deze spaarcultuur kenmerkt zich door een ascetische houding tegenover de aardse geneugten. Na een arbeidzaam leven wacht de belofte van een vreedzaam paradijs. De Republiek heeft in de ontwikkeling van het handelskapitalisme niet toevallig een voortrekkersrol gespeeld.
Na een periode van ondernemen, breekt een tijd aan van beleggen. De Nederlandse economie kenmerkt zich tot op de dag van vandaag door immense spaaroverschotten. Men investeert niet meer, men belegt. Het aangaan van risicovolle projecten is vervangen door een zo risicoloos mogelijke belegging en een wachten op rendement. Het "appeltje voor de dorst" dat zich met een voorzienende blik op de toekomst langzaam en zeker vermeerdert. Deze onthouding met het oog op de toekomst wordt jaarlijks beloond met een "goddelijke genade" in de vorm van een rente, dividend of ander rendement. In het wachten en het geduld ligt de beloning. Tijd is, ook in haar passieve afwachtende gedaante, geld. De kapitalist is in Nederland vervangen door anonieme institutionele beleggers. Zij leven in de ideologische misvatting dat hun deel van de meerwaarde uit de natuur van het produktieproces voortkomt in plaats van verkregen door uitbuiting. Sinds Marx uit de mode is, lijken oude misvattingen weer te kunnen worden tot nieuwe waarheden. De gedachte dat kapitaal nieuw kapitaal genereert kan alleen maar blijven bestaan, omdat men afziet van de interventie van arbeid, die nodig is om die waardevermeerdering mogelijk te maken.
Het ascetische plichtsbesef doordrenkt tevens de arbeidsmoraal. Arbeid ervaart men niet als een daad van zelfrealisatie of een mogelijkheid tot ontplooing van ambities, maar als een straf van God en deze arbeid dient te geschieden "in het zweet des aanschijns".
11. HOE DE NEDERLANDSE VOLKSGEEST TE ONTSLUIEREN?
De hierboven beschreven Nederlandse volksgeest is geen fatale conditie, maar een erfenis van de geschiedenis, die men als project verschillende richtingen kan geven. Het karakter van een natie is niet een gesloten, maar een open entiteit en dient hier begrepen te worden als mogelijkheid, ofwel vanuit het adagium 'alles kan altijd anders', zolang men zich zijn historische conditie realiseert. Het moderne bestaan is dat van ongekende mogelijkheden en dat leidt tot wonderlijke patronen van willekeur. Het lijkt of de Hollandse volksgeest die willekeur van de toevalsfactor als bedreigend ervaart en de risico's daarvan wil dempen. Deze reactie op de "Angst voor de Zondvloed" poneer ik hier als het grondkarakter van de Nederlandse cultuur. Hoewel de fysieke bedreiging van het water door de technologische ontwikkeling natuurlijk sterk is afgenomen blijken de angstinstincten toch nog stevig in de cultuur te zijn verankerd.
Het Nederlands overlevingsinstinct dat zich realiseert door het opwerpen van dijken tegenover de dreiging van het alles meeslepende water laat zich op dit moment echter des te sterker voelen in de sterk oprukkende institutionalisering van het maatschappelijk leven. Niet alleen dat de Nederlander zich van zijn nationale geest bewust kan worden, hij kan deze tevens veranderen. De Nederlandse volksgeest zou ik dus willen hanteren als een levend organisme dat op verschillende wijzen tot ontwikkeling gebracht kan worden.
12. DE NIEUWE REKKELIJKEN EN DE NIEUWE PRECIESEN
Niet alleen dat ik de Nederlandse volksgeest wil interpreteren als een project van mogelijkheden, hij is in zijn historische grond tegenstrijdig. Het organisme is samengesteld uit een "preciese" kern met een "rekkelijk" omhulsel. Na de traumatische onthoofding van de Hollandse raadspensionaris Johan van Oldenbarneveldt hebben de beide stromingen altijd gestreefd naar een nuchtere, saaie en pragmatische oplossing van politieke conflicten. De Nederlandse op pacificatie gerichte consensusgeest dempt de scherpe tegenstelling tussen actieve vrijzinnigheid en naar binnen gekeerde rechtzinnigheid. Het subtiele evenwicht tussen de beide geestesstromingen heeft door de geschiedenis heen het fundament van de Nederlandse politieke cultuur gevormd. In de loop van de eeuwen hebben pacificatie en consensus een stabiel evenwicht geschapen. De in de afgelopen jaren zeer sterk ontwikkelde consensuscultuur is dodelijk voor de levenskracht in de politieke cultuur en leidt tot het zachte dictaat van het bekende "midden". Anno 1994 lijkt de consensuscultuur een absoluut hoogtepunt van gemiddelde saaiheid te bereiken. Nederland is gedompeld in wachten. Een wachten tussen verborgen wantrouwen en stiekeme hoop. Een wachten op een nieuw perspektief aan de politieke horizon. Elke werkelijk progressieve beweging heeft zich in het verleden ontwikkeld door aansluiting te vinden bij de vrijzinnige traditie. De genoemde dichotomie toont zich in de huidige politieke cultuur als een onzichtbare diagonale breuk door de bestaande politieke structuur. Een diagonaal, die loopt van linksonder tot aan rechtsboven in het politieke spectrum. Dwars door de klassieke 19e eeuwse tegenstelling Links-Rechts, waarbij het sociale vraagstuk de dragende scheidslijn vormt, verschijnt er een tegenstelling tussen vrijzinnigen en orthodoxen, waarmee het politieke landschap een nieuwe complexe ruimte verkrijgt.
De economische crisis van het afgelopen decennium heeft de "preciesen" de wind in de rug gegeven. Na de onzichtbare onthoofding van de verlichting in de jaren 80 keert Holland terug in haar eigen schulp. Tegelijk ontwikkelt zich een nieuwe beweging van "rekkelijken" die niet zozeer het strakke formalisme van de preciesen bestrijdt, maar veeleer schouderophalend ondermijnt, of glimlachend "oprekt". De enigszins fatalistische houding tegenover de afschaffing van de nationale identiteit ten bate van een opgaan in Europa gaat paradoxaal genoeg gepaard met een herontdekkende beweging van de eigen culturele grondslagen. Dit proces van nationale herontdekking toont zeer verschillende gezichten.