Max Havelaar

of de koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij

 

 

 

 

 

Roman

Multatuli

 

Toneelbewerking

Ab Gietelink
5e Versie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

‘Het boek is bont... er is geen geleidelijkheid in... jacht op effect... de stijl is slecht... de schrijver is onbedreven... geen talent... geen methode.. Goed, goed, alles goed! Maar...

de javaan wordt mishandeld!’

                                                                          Multatuli

 

 


INHOUDSOPGAVE MAX HAVELAAR

Inhoudsopgave

Toelichting op de bewerking

Toneelbeeld

Artistiek concept

Rangkasbetung: In de sporen van de Max Havelaar

Bestuursorganisatie Nederlands-Indie 1856

Personages theaterbewerking

 

Proloog  Dia/ Filmbeelden I: Archief Multatuli

Akte 1 Amsterdam 1860

1. Voorrede Droogstoppel

2. Droogstoppel ontmoet Sjaalman

3. Het pak van Sjaalman

4. Over de inhoud van het pak van Sjaalman

Akte 2 Lebak, Java 1856

5. Tafereel: Dood van Slotering

    Dia/ Filmbeelden II: 19e eeuws koloniaal Java

6. Wachten bij de Pendopo

7  Ontvangst van Max Havelaar in Lebak

    Javaanse dans.

8        A. Aan de hoofden van Lebak

B. Havelaar en Verbrugge

C. Wayang poppenspel: Saidjah en de Buffel

Akte 3  Amsterdam 1860

9. Multatuli en Droogstoppel

    De preek van Dominee Wawelaar

 

Pauze

 

Akte 4 Lebak, Java 1856

11. Schimmenspel: Verhaal van de Japanse steenhouwer

12  De kalkoen van Padang

13. Generaal Vandamme

14.  Parang Koedjang. Koetstocht

       Dia/ Filmbeelden III: Roadmovie 19e eeuwse rijstvelden en landschappen van Java

Akte 5 Amsterdam 1860

15.  Stern over de terreur van de regent

16 A. Multatuli over de uitbuiting van Javaan

     B. Wawelaar met een Hollandse preek

Akte 6 Lebak, Java 1856

17. Entre-scene Saidjah en Adinda: Trouwbelofte

18. De vergiftiging van Slotering?

19.A. Bezoek van de resident, Slijmering

20. A. Dia/ Filmbeelden IV.

      B. Havelaars’ ontslag.

     C. Intermezzo Droogstoppel       

     D. Wayang poppenspel: De dood van Saidjah en Adinda

Epiloog. Multatulis’ aanklacht

TOELICHTING

samenvatting en uitgangspunten bewerking Max Havelaar

  1. De Max Havelaar bestaat uit 20 hoofdstukken, die in de toneelbewerking 20 scènes worden. Het scènenummer verwijst dus direct naar het hoofdstuk en de grondtekst
  2. Het geraamte van het toneelstuk bestaat uit een selectie van originele Max-Havelaar teksten. Ik heb waar mogelijk de authentieke 19e eeuwse tekst van Multatuli gehandhaafd. Toegevoegd zijn filmbeelden, poppenspel, handeling en dans.
  3. De toneelbewerking heb ik verdeeld in 5 bedrijven die parallel lopen met de plaats van handeling. In feite springt het toneelstuk tussen twee locaties heen en weer.

1860 Grachtenwoning Amsterdam. De vertellingen van Droogstoppel zijn geplaatst in zijn huiskamer.

1856 Assistent- Residentswoning, Lebak  Java. Het verhaal van Max Havelaar speelt grotendeels in de residentie op Rangkasbetung.

  1. Naast enkele hoofdpersonages komen er zeer veel kleine personages en verder namen voor in de Max Havelaar. Een deel daarvan heeft een plaats gekregen in de toneelbewerking. De bezetting is zo opgesteld dat het stuk door drie Nederlandse acteurs, een Nederlandse actrice en een Indische poppenspeler/muzikant gespeeld kan worden.

 

TONEELBEELD

  1. Op het achtertoneel een veranda met rieten dank. Links en rechts omder de luifel  twee Indische kamerschermen met daarachter de kleedkasten.
  2. Een rijdend scherm op de stelling. Tevens te gebruiken voor een schaduwspel
  3. Een klassieke houten tafel met 4 19e eeuwse Indische stoelen.
  4. In het Grachtenhuis een kleed met enkele 19e eeuwse objecten en een schilderij
  5. Een koets of Indische reiswagen, die kan schudden
  6. Aan de rand van het podium een Gamelanset met daarvoor een Indisch matje
  7. Middenvoor een lage tafel met Wayang poppen op een wit kleed. Daarvoor  een camera en onder de tafel een videobeam voor dia/film/liveprojectie. Een rijdend filmscherm voor projectie (evt projectie op de kamerschermen)

DE MAX HAVELAAR EN DE BESTUURSORGANISATIE

                    VAN NEDERLANDS-INDIË 1856

 

      

                                                    Moederland:

                                     KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

                            (Hoofdstad: Amsterdam. Regeringszetel: Den Haag)

                                               Koning (Willem III)                     1e en 2e Kamer

                                                        Regering                                  (Parlement)

 

 

                Kolonie:  

     NEDERLANDS-INDIË

(Hoofdstad: Batavia. Regeringszetel: Buitenzorg)

Gouverneur-generaal (Duymaer van Twist)

 

        Directeuren                                        Raad van Indië

           Departementen                                (Medezeggenschapsraad)

 

 

Resident van Bantam (Residentie/Provincie)

(Hoofdplaats: Serang)

Slijmering

 

 

Assistent-resident Lebak (Landstreek)

(Hoofdplaats: Rangkasbitung)                                          Regent (Inlands hoofd/Adipatti)

Max Havelaar                                                                      Raden Adipatti van Banten-Kidoel

      

 

Controleur (Verbrugge)

Politiecommissaris (Duclari)

Overige Toezichthouders                                                    Javaans personeel en bedienden

 

 

 

                                               Javaanse/ inlandse bevolking

                                                   (Saidjah en Adinda)

 

 

 


PERSONAGES

Max Havelaar, assistent resident van Lebak

Sjaalman, de bijnaam van de schrijver en hoofdpersoon

Multatuli, auteur.

 

Droogstoppel

Dominee Wawelaar

Resident van Bantam ofwel Slijmering

Duclari, politie-commissaris

 

Stern, stagiair Droogstoppel en samensteller van zijn boek

Slotering, oud assistent-resident van Lebak

Verbrugge, controleur van Lebak

 

Tine, barones van Wijnbergen, vrouw van Havelaar

Mevrouw Droogstoppel

Mevrouw Slotering, Javaanse vrouw van Slotering

Adinda

Dalang (V)

 

Adipatti, regent van Banten-Kidoel

Javaanse bediende

Saidjah

Dalang (M)

 

Javanen, poppen

De kleine Max, baby-pop

 

 

 


MAX HAVELAAR

 

Proloog

DIA/FILMBEELDEN I: ARCHIEF MULTATULI

(Een projectiescherm met biografische beelden van Multatuli uit de museumcollectie, beelden van de publicaties van de Max Havelaar en de aankondiging van het  toneelstuk met de bezetting, alsmede beelden van de avondlijke Amsterdamse grachtengordel en het huis aan de gracht. 1. Muziek: Klassieke 19e eeuwse orgel. Sweelinck 1).

 

Multatuli

Ik, Multatuli ‘die veel gedragen heb’ neem de pen op. Ik vraag geen verschoning voor den vorm van mijn boek. Die vorm kwam mij geschikt voor ter bereiking van mijn doel.

Ik wil gelezen worden.

Ja, ik zal gelezen worden!

Het boek is bont... er is geen geleidelijkheid in... jacht op effect... de stijl is slecht... de schrijver is onbedreven... geen talent... geen methode...

Goed, goed, alles goed! Maar... de javaan wordt mishandeld!

 

Akte 1

AMSTERDAM 1860

scene 1

VOORREDE DROOGSTOPPEL

(Een 19e eeuwse huiskamer decor met een klassieke tafel en stoel. Op de achtergrond een diabeeld van een 19e eeuws Amsterdams stadsbeeld. Op het achtertoneel een verhoogde veranda overdekt met een dak).

 

Droogstoppel

(Naar publiek)

Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht, No 37.

Het is mijn gewoonte niet, romans te schrijven, of zulke dingen,

en het heeft dan ook lang geduurd, voor ik er toe overging een paar riem papier extra te bestellen, en het werk aan te vangen,

dat gij, lieve lezer, zoo-even in de hand hebt genomen, en dat ge lezen moet als ge makelaar in koffie zijt, of als ge wat anders zijt.

Niet alleen dat ik nooit iets schreef wat naar een roman geleek, maar ik houd er zelfs niet van, iets dergelijks te lezen, omdat ik een man van zaken ben.

Sedert jaren vraag ik mij af, waartoe zulke dingen dienen, en ik sta verbaasd over de onbeschaamdheid, waarmede een dichter of romanverteller u iets op de mouw durft spelden, dat nooit gebeurd is, en meestal niet gebeuren kan.

Als ik in mijn vak - ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht No 37 - aan een principaal - een principaal is iemand die koffie verkoopt - een opgave deed, waarin maar een klein gedeelte der onwaarheden voorkwam, die in gedichten en romans de hoofdzaak uitmaken, zou hij terstond Busselinck & Waterman nemen.

Dat zijn ook makelaars in koffie, doch hun adres behoeft ge niet te weten.

 

Ik zeg waarheid en gezond verstand, en hier blijf ik bij. Voor de Schrift maak ik natuurlijk een uitzondering. Nederland is Nederland gebleven omdat onze oude lui goed op hun zaken pasten, en omdat ze het ware geloof hadden. Dat is de zaak!

 

scène 2

DROOGSTOPPEL ONTMOET SJAALMAN

(Er klinken Live: 8x Kerkklokken . Sjaalman komt Droogstoppel tegemoet)

 

Droogstoppel

(Vertellend naar het publiek. Sjaalman is op met een groot pak verpakt in bruin pakpapier))

Voor enige tijd kom ik 's avonds door de Kalverstraat. Daar viel mij een heer in 't oog, die daarnaast voor een boekwinkel stond en me bekend voorkwam. Hij scheen ook mij te herkennen, want onze blikken ontmoetten elkander gedurig.

 

Droogstoppel

(Hij geeft Sjaalman een adreskaartje)

Last &  Co, makelaars in koffie, Lauriergracht No 37.

 

Sjaalman

(Leest)

‘Ik dank u, maar ik heb me vergist. Ik dacht het genoegen te hebben een ouden schoolkameraad voor me te zien, maar... Last? Dit is de naam niet.

 

Droogstoppel

Pardon, ik ben meneer Droogstoppel, Batavus Droogstoppel. Last en Co is de firma, makelaars

 in koffie, Lauriergr...

 

Sjaalman

 Wel, Droogstoppel, kent ge mij niet meer? Zie mij eens goed aan.

 

Droogstoppel 

Zyt gij het,  die mij van den Griek hebt verlost?

 

Sjaalman 

Wel zeker, dat was ik. En hoe gaat het U?

 

Droogstoppel

Goed. We zijn met ons dertienen op kantoor, en…..maar ach.goeien avend verder!

 

Sjaalman 

Beste Droogstoppel, ik heb u iets te vragen.

 

Droogstoppel

(Naar het publiek)

Er ging mij een rilling door de leden. Hij wilde mij iets vragen! Natuurlijk antwoordde ik dat ik geen tijd had, en naar de beurs moest, schoon het avond was. Maar als men zo'n twintig jaren de beurs heeft bezocht...en iemand wil u iets vragen...

 

Droogstoppel

Het was me bijzonder aangenaam u weer te zien, meneer... r... r! En... èn... èn... ik rekommandeer me! Ik moet hierin.

(Sjaalman keek zuchtte, en vatte opeens een knoop van mijn jas.)..

 

Ik groette heel beleefd - want beleefd ben ik altijd - en ging de Kapelsteeg in, wat ik anders nooit doe, omdat het niet fatsoenlijk is, en fatsoen gaat mij boven alles. Ik hoop dat niemand het gezien heeft.

 

scène 3

HET PAK VAN SJAALMAN

(De woonkamer van Droogstoppel. Mevrouw Droogstoppel serveert koffie.  Het pak’ met de beschreven papieren, in bruin pakpapier verpakt, ligt op tafel. Zijn vrouw en stageair Stern zitten in een stoel en lezen uit het pak.)

3. Kamermuziek

 

Droogstoppel

(Vertelt tekst aan publiek en leest uit de brief)

Den volgenden dag ontving ik een brief met een groot pak. Ik zal u den brief laten lezen:

Waarde Droogstoppel!

Ik vind dat hy wel had kunnen zeggen: Weledele Heer Droogstoppel, omdat ik makelaar ben.

Ik ben gisteren ten-uwent geweest met het doel u een verzoek te doen. Ik geloof dat gy in goede omstandigheden verkeert...

Dit is waar: we zyn met ons dertienen op 't kantoor.

...en ik wenschte gebruik te maken van uw krediet, om een zaak tot-stand te brengen, die voor my van groot gewicht is.

...tot het besluit gekomen u te vragen of ge voor my by een boekhandelaar zoudt willen borg-staan voor de kosten eener eerste uitgave, al ware het slechts van een klein boekdeeltje. Ik laat de keus van die eerste proeve geheel aan u over. In het pak dat hiernevens gaat, zult ge vele handschriften vinden, en daaruit zien dat ik veel gedacht, gewerkt en bygewoond heb...

Ik heb nooit gehoord dat hy zaken deed.

In afwachting van een vriendelyk antwoord, noem ik my uw ouden school-makker...

En zijn naam stond er onder. Maar dien verzwijg ik, omdat ik er niet van houd,

iemand in opspraak te brengen.

 

scène 4

OVER DE INHOUD VAN HET PAK VAN SJAALMAN

(Droogstoppel, zijn vrouw en zijn stagiair Stern presenteren het publiek en noemen beurtelings een paar verhandelingen)

 

Droogstoppel
Ik vond daar verhandelingen en opstellen:

 

 

 

Droogstoppel/ Mevrouw Droogstoppel/ Stern

Over het Sanskrit, als moeder van de germaansche taaltakken.

Over de kansrekening.

Over de staatkunde van Rusland.

 

Over de wenschelykheid der afschaffing van strafbepalingen op laster.

Over de zwaarte van het licht.

Over den achteruitgang der beschaving sedert het ontstaan des Christendoms. (Hè?)

Over den Emile van Rousseau.

Over witte mieren.

Over het tegennatuurlijke van School-Inrichtingen.

Over de prostitutie in het huwelijk. (Dat is een schandelijk stuk.)

Over het schijnbaar overwicht der westersche beschaving.

Over bemiddeling in den handel. (Dit bevalt me volstrekt niet. Ik geloof dat hy de makelaars wil afschaffen. Maar ik heb het toch terzijde gelegd, omdat er een-en-ander in voorkomt, dat ik gebruiken kan voor mijn boek.)

Over successierecht, een der beste belastingen.

Over de uitvinding der kuisheid. (Dit begrijp ik niet.)

 

Over de rekenkunde by de Romeinen.

Over besmettelyke ziekten.

Over den moorschen bouwtrant.

Over de lengte op zee. (Ik denk dat op zee alles wel even lang zal wezen als op 't land.)

Over de plichten van de Regeering omtrent publieke vermakelykheden.

Over de overeenstemming tusschen de schotsche en friesche talen.

Over landbouwkontrakten op Java.

Over de volksletterkunde in javaansche rhapsoden.

Over de apokriefe boeken.

Over de wetten van Solon, Lykurgus, Zoroaster en Confucius.

Over de ouderlyke macht.

Over Shakespeare als geschiedschryver.

Over de slaverny in Europa. (Wat hy hiermee bedoelt, begryp ik niet. Nu, zoo is er meer!)

Over het doorgraven der landengte van Suez, en de gevolgen daarvan.

Over de skandinavische Edda.

Over de vereering van Schiller en Goethe in den duitschen middelstand.

Over het recht van opstand by onderdrukking. (Dit was in 't javaansch. Ik ben dien titel eerst later te weten gekomen.)

Over ministerieele verantwoordelykheid.

Over het recht van een volk, te eischen dat de opgebrachte belasting ten-zynen-behoeve worde aangewend. (Dat was weer in 't javaansch.)

 

Over het bestaan van een onpersoonlyken God in de harten der menschen.

(Een infame leugen!)

Over een constitutie voor het Rijk INSULINDE. (Ik heb nooit van dat Rijk gehoord.)

Over ebbe en vloed der beschaving.

Over bevoorrechte Handelmaatschappyen. (Hierin komt een-en-ander voor, dat ik noodig heb voor myn boek.)

Over de plaats waar de dag aanvangt. (Dit begryp ik niet.)

Over persoonlyke begrippen als maatstaf der verantwoordelykheid in de zedelyke wereld. (Bespottelyk! Hy zegt dat ieder zyn eigen rechter moet wezen. Waar zou dat heen?)

Over de niet-etende bevolking van het eiland Rotti by Timor. (Het moet daar goedkoop leven zyn.)

Over het menschen-eten der Battah's, en het koppensnellen der Alfoeren.

Over de onwaarde van het onderwys op de zoogenaamde hoogescholen.

Over den samenhang der zintuigen. ('t Is waar, toen ik hem zag, rook ik rozenolie.)

Over den puntwortel van den koffiboom. (Dit heb ik ter-zy gelegd voor myn boek.)

Over de toekomst van den Nederlandschen handel. (Dit is eigenlyk 't stuk dat me bewogen heeft, myn boek te schryven. Hy zegt dat er niet altyd zulke groote koffiveilingen zullen gehouden worden, en ik leef voor myn vak.)

Over Genesis. (Een infaam stuk!)

Over de geheime genootschappen der Chinezen.

Over waarheid in poëzie. (Wel zeker!)

Over den prys van de Java-koffi. (Dit heb ik ter-zy gelegd.)

Over een europeesch muntstelsel.

Over den invloed van de vermenging van rassen op den geest.

Over het standhouden van aziatische gewoonten. (Hy beweert dat Jezus een tulband droeg.)

Over de denkbeelden van Malthus omtrent het cijfer der bevolking in verband met de onderhoudsmiddelen.

Over de havenhoofden te Batavia, Samarang en Soerabaja.

Over de verhouding der Europesche ambtenaren tot de Regenten op Java. (Hiervan komt een-en-ander in myn boek.)

Over de kracht der dwaling.

Over het zoutmonopolie op Java.

Over de wormen in den sagopalm. (Die worden, zegt hy, gegeten... bah!)

Over de armoede der schilderkunst.

Over de misdaden der Europeërs buiten Europa.

 

Droogstoppel/ Stern

Ik had, enige stukken terzij gelegd, omdat ze mij toeschenen in mijn vak te pas te komen, en voor mijn vak leef ik. Eén ding staat vast: de bouwstoffen die ik in Sjaalmans pak gevonden had, waren belangrijk voor de makelaars in koffie.

Maar, dacht ik, als ik mijn boek door de stageair Stern schrijven liet?

We stelden dus vast:
1. Dat hij alle weken een paar hoofdstukken zou leveren voor mijn boek.
2. Dat ik in zijn geschrijf niets zou veranderen.
3. Dat Frits de taalfouten verbeteren zou.
4. Dat ik nu en dan een hoofdstuk schrijven zou, om aan 't boek een solide voorkomen te geven.
5. Dat de titel zou wezen: De koffieveilingen der Nederlandsche Handel                 Maatschappij.
6. Dat Marie het net-afschrift zou maken voor de druk, maar dat men geduld met haar hebben zou, als de was kwam.
7. Dat de afgewerkte hoofdstukken elke week op de krans zouden worden voorgelezen.
8. Dat alle onzedelijkheid zou worden vermeden.
9. Dat mijn naam niet op de titel zou staan, omdat ik makelaar ben.
10. Dat Stern een Duitse, een Franse, en een Engelse vertaling van mijn boek zou mogen uitgeven.
11. Dat ik Sjaalman een riem papier, een gros pennen, en een kruikje inkt zenden zou.

Ik nam met alles genoegen, want er was grote haast bij mijn boek. Stern had de volgende dag zijn eerste hoofdstuk gereed, en ziedaar, lezer, de vraag beantwoord, hoe 't komt dat een makelaar in koffie -- Last & Co., Lauriergracht No 37 -- een boek schrijft, dat op een roman gelijkt.

(Tegenover publiek)

Ik verzoek nu den lezer de volgende hoofdstukken door te bijten, dan beloof ik naderhand weer iets van meer solide aard, van mij, Batavus Droogstoppel, makelaar in koffie: Last & Co, Lauriergracht, No 37.

 


Akte 2

LEBAK , JAVA 1856

(Er vind een decor/licht wissel plaats, naar het achtertoneel met de overdekte veranda. Grote tropische kunstplanten. Het 19e eeuws koloniale huis van Havelaar in Lebak, Java. Een koets (Stelling) . Links- voor een serie Wayang kolek poppen, wit speelvlak en Gamelan instrumenten. Tijdens de scenes op Java klinken tropische krekelgeluiden).

 

extra-scène 5A.

DOOD VAN SLOTERING. 

 (De Kraton van de Adipatti.  

  1. De Adipatti komt op met de thee. Hij mengt het gif
  2. Koetsgeluiden. De Assistent-resident Slotering komt op bezoek . Hij krijgt van de Javaanse bediende de thee aangeboden
  3. Een klassieke Javaansedans op  muziek. Java schaduw 2
  4. Slotering neemt plaats in de koets. Onweergeluiden Sound of the earth 22
  5. Na de reis doet zijn Javaanse bediende de koetsdeur open.  Slotering rolt eruit. Zijn vrouw snelt toe en hij sterft op de veranda met het schuim op zijn lippen  in haar armen.  Stelling schuift voor de veranda

 

 

extra-scène 5B.

DIA/FILMBEELDEN II 19E EEUWS JAVA

(5. Tropische oerwoudgeluiden en zachte Gamelanmuziek Java wereldmuziek 5 (7’12’’ ). Filmbeelden op een scherm van eerst Nederlands-Indisch koloniale beelden, overgaand in zwart-wit filmbeelden van het 20e eeuws kolonialisme)

 

scène 6

WACHTEN BIJ DE PENDOPO

( Verbrugge en de regent, Adipatti wachten onder de Pendopo. Verbrugge wandelt  rond.

De regent, Adipatti zit op zijn mat. 6.Krekelgeluiden. Echos of nature1)

 

Verbrugge

Het gaat weer regenen.

 

Adipatti

Ja, meneer de controleur,  het is west-moesson

(beiden zwijgen)

 

Adipatti

(Hij bestrijkt een betelblad met kalk)

De weg zal moeilijk zijn na zoveel regen.

Verbrugge
In 't Pandeglangse is de weg zo slecht niet,

 

Adipatti

Ja, er is veel volk in Pandeglang.

 

Verbrugge

Dat is waar, we hebben weinig volk hier, maar...

 

Adipatti

(Kijkt hem aan ziet de reiswagen komen,  staat op en roept).

Ini apa toean-toean datang!

 

Resident (Vanuit de wagen)

Als 't u belieft, mevrouw!

 

Max Havelaar (Vanuit de wagen)

Resident!

(De resident van Bantam in vol ornaat stapt uit, gevolgd door Max Havelaar en daarna zijn vrouw Tine met een kind/ pop  op de arm)

 

scene7

ONTVANGST VAN MAX HAVELAAR IN LEBAK

(Men schud elkaar de hand)

 

Havelaar

Waarlijk, meneer de Adipatti, ik ben boos op U dat ge U zoveel moeite gegeven hebt om mijnentwil! Ik dacht U eerst te Rangkas-Betoeng aan te treffen.

Adipati
Ik wenste de heer assistent-resident zo spoedig mogelijk te zien om vriendschap te sluiten,

 

Havelaar
Zeker, zeker, ik voel me zeer vereerd! Maar ik zie niet gaarne iemand van uw rang en uw jaren zich al te veel inspannen. En te paard nogal!

 

Adipati

Ja, meneer de assistent-resident! Waar de dienst me roept, ben ik nog altijd vlug en sterk.'

Havelaar
Dit is teveel van uzelf gevergd! Nietwaar, resident?

Resident
De heer Adipati. Is. Zeer…

Havelaar
Goed, maar er is een grens.

Resident
`IJverig,.

Havelaar
Goed, maar er is een grens, Als u 't goed vindt, resident, zullen we plaats in de wagen maken. De baboe kan hier blijven, we zullen haar een tandoe zenden van Rangkas-Betoeng. Mijn vrouw neemt Max op de schoot ... nietwaar, Tine? En dan is er plaats genoeg.

Resident
Het. Is. Mij.

Havelaar
Verbrugge, we zullen ook u passage geven, ik zie niet in ...

 

Resident

Wel!.

Havelaar

Ik zie niet in waarom ge zonder noodzaak te paard door de modder zoudt klepperen ... er is plaats genoeg voor ons allen. Max ... kijk eens, Verbrugge, is dat niet een aardig kereltje? Dat is mijn kleine jongen ... dat is Max!

Havelaar
(Anderen stappen in. Havelaar fluistert tot Verbrugge)

Is de regent altijd zo dienstijverig?'

Verbrugge
't Is een kras man voor zijn jaren, meneer Havelaar, en u begrijpt dat hij gaarne een goede indruk op u maken zou.

Havelaar

Ja, dat begrijp ik. Ik heb veel goeds van hem gehoord ... hij is beschaafd, nietwaar?'

Verbrugge
O ja ...

Havelaar
En hij heeft een grote familie?
(Verbrugge zag Havelaar aan, als begreep hij deze overgang niet)

 

Havelaar
Hij heeft een grote familie?
 
Verbrugge
Ja, hij heeft een zeer uitgebreide familie.

Havelaar
En zijn er medjids in aanbouw in de Afdeling?'

 

Verbrugge

Er wordt veel aan moskeeën gearbeid.

Havelaar
Ja, ja, dit wist ik wel! En zeg me nu eens, of er veel achterstand is in de betaling van de landrenten?

Verbrugge
`Ja, dat kon wel beter zijn ...'

Havelaar
Juist, en vooral in het district Parang-Koedjang,... Ook de veestapel gaat niet vooruit ... dat is een slecht teken, Verbrugge! Wat drommel, zie dat paard eens springen, ik geloof dat het koldert ...

Ik beveel me zeer aan voor uw medewerking, meneer Verbrugge!  Alles saamgenomen houd ik hem voor een persoon die inschikkelijkheid verdient ... de regent, meen ik. Ik ben zeer blij dat hier alles zo achterlijk en armoedig is, en ... hoop hier lang te blijven.

(Zij keren terug naar de reiswagen en stijgen in)

 

Verbruggge (tot de resident)

Heeft U met de heer Havelaar gesproken over mevrouw Slotering?

 

Resident

Meneer. Havelaar. Heeft. Gezegd.'

 

Havelaar

Welzeker, Verbrugge, waarom niet? Die dame kan bij ons blijven. Ik zou niet gaarne ...'

 

Resident

Dat. Het. Goed. Was.

 

Havelaar

Ik zou niet gaarne mijn huis ontzeggen aan een dame in haar omstandigheden! Zoiets spreekt vanzelf... nietwaar, Tine?'

 

Tine

Vanzelfsprekend

 

Verbrugge

U heeft twee huizen te Rangkas-Betoeng. Er is ruimte in overvloed voor twee families.'

 

Havelaar

Maar, al was dit zo niet ...

 

Resident

Ik. Durfde. Het. Haar.

 

Tine

Wel, resident er is geen twijfel aan!

 

Resident

Niet. Toezeggen. Want. Het. Is.'

 

Tine

Al waren ze met hun tienen, als ze 't maar voor lief nemen bij ons.

 

Resident

Een. Grote. Last. En. Zij. Is.

 

Tine

Maar het reizen in haar positie is onmogelijk, resident!'

(Een hevige schok van de wind)

 

Resident

Een. Inlandse. Vrouw.'

 

Tine

O, dat is volkomen hetzelfde. Wat al rozen in den tuin en ziedaar ook rampeh en tjempaka, en zooveel melati, en zie eens al die schoone lelien...

 

DE AMBTSEED

(Men arriveert in de woning van de assistent-resident.

Er is een stokkendans 7. Java )

 

Resident

(Een tafel wordt opgesteld. Inzwering als van de Amerikaanse president)

In de naam des konings en op last van het gouvernement benoem ik den heer Havelaar tot assistent-resident van de afdeling Banten Kidoel.

(Hij neemt de eed af)

Bij de acceptatie van deze functie verklaar ik niemand iets beloofd of gegeven te hebben

Havelaar

Bij de acceptatie van deze functie verklaar ik niemand iets beloofd of gegeven te hebben

Resident

Gehouw en getrouw zal zijn aan zijne Majesteit den Koning der Nederlanden;

Havelaar

Gehouw en getrouw zal zijn aan zijne Majesteit den Koning der Nederlanden;

Resident

Gehoorzaam aan zijner Majesteits vertegenwoordiger in de Indische gewesten;

Havelaar

Gehoorzaam aan zijner Majesteits vertegenwoordiger in de Indische gewesten;

Resident

Stiptelijk zal opvolgen en doen opvolgen de wetten en bepalingen, die gegeven zijn of gegeven zullen worden,

Havelaar

Stiptelijk zal opvolgen en doen opvolgen de wetten en bepalingen, die gegeven zijn of gegeven zullen worden,

Resident

Dat ik de inlandsche bevolking beschermen zou tegen onderdrukking, mishandeling en knevelarij.

Havelaar

Dat ik de inlandsche bevolking beschermen zou tegen onderdrukking, mishandeling en knevelarij.

Resident

Mij in alles gedragen zal gelijk een goed.assistent-resident betaamt.

Havelaar

En mij in alles gedragen zal gelijk een goed.assistent-resident betaamt.

Resident 

Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig.

Havelaar 

Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig.

(Beiden begeven zich weer aan tafel).

 

Resident

(Kijkt op zijn klokje)

Ik. Moet. Mij excuseren. Ik. Moet. gaan.

Ik. heb. het. byzonder. druk. .

(Allen af. Donkerslag)

 

scène 8

AAN DE HOOFDEN VAN LEBAK

( De regent, de hoofden van Lebak als poppen Verbrugge en Havelaar op de binnenplaats)

 

Max Havelaar

(Enthousiast opspelend en indringend vertellend)

Mynheer de Radhen Adhipati, Regent van Bantan-Kidoel, en gy,

Radhens Dhemang die Hoofden zyt der distrikten in deze Afdeeling, en gy,

Radhen Djaksa die de justitie tot uw ambt hebt, en ook gy,

Radhen Kliwon die gezag voert op de hoofdplaats, en gy

Radhens, Mantries, en allen die Hoofden zyt in de afdeeling Bantan-Kidoel, ik groet u!

 

Hoofden van Lebak,

Er is veel te arbeiden in uwe landstreek!
Zegt mij, is niet de landman arm?

Zijn er niet vele verkeerdheden in uw land?

Is niet het aantal uwer kinderen gering?
En waarom hoor ik de gamelan niet, die blijdschap spreekt met koperen mond, noch het gestamp der padi uwer dochters?''

Ik vraag u, hoofden van Banten-Kidoel waarom zijn er zovelen die weggingen, om niet begraven te worden waar ze geboren zijn? Waarom vraagt de boom, waar de man is die hij als kind zag spelen aan zijn voet?'


Hoofden van Lebak Wij allen staan in dienst des Konings van Nederland. Maar Hy, die rechtvaardig is, en wil dat wy onzen plicht doen, is vèr van hier. Dertig-maal duizend-maal duizend zielen, ja, meer dan zooveel, zyn gehouden zyn bevelen te gehoorzamen, maar hy kan niet wezen naby allen die afhangen van zynen wil.

De Groote-Heer te Buitenzorg is rechtvaardig, en wil dat ieder zyn plicht doe. Maar ook deze, machtig als hy is, en gebiedende over al wat gezag heeft in de steden en over allen die in de dorpen de oudsten zyn, en beschikkende over de macht des legers en over de schepen die op zee varen, ook hy kan niet zien waar onrecht gepleegd is, want het onrecht blyft verre van hem.

En de heer Adhipatti, die Regent is van Zuid-Bantam, wil dat ieder leve die het goede betracht, en dat er geen schande zy over de landstreek die zyn regentschap is.

En ik, die gisteren den Almachtigen God tot getuige nam dat ik rechtvaardig zou zyn,  dat ik zal zyn: ‘een goed assistent-resident’... ook ik wensch te doen wat myn plicht is.

Hoofden van Lebak! Dit wenschen wy allen!

Maar als er soms onder ons mochten zyn, die hun plicht verwaarloozen voor gewin, die het recht verkoopen voor geld, of die den buffel van den arme nemen, en de vruchten die behooren aan wie honger hebben... wie zal ze straffen?

Als een van u het wist, hy zou 't beletten. En de Regent zou niet dulden dat zoo-iets geschiedde in zyn regentschap. En ook ik zal het tegengaan waar ik kan. Maar als noch gy, noch de Adipatti, noch ik het wisten...

Hoofden van Lebak! Wie toch zal dan recht doen in Bantan-Kidoel?

 (Max Havelaar buigt, de hoofden buigen terug. Hij keert zich tot Verbrugge).

 

Havelaar 

Kom, Verbrugge, ga nog niet naar huis! Kom... een glas Madera?

(De hoofden bogen voor hem) 

Tine, ik wil madera drinken, Verbrugge ook.

Regent, laat hooren, wat hebt ge toch aan den Kliwon over myn kleinen jongen gezegd?

 

Adipatti

Mintah ampong  mynheer de assistent-resident, ik bezag zyn hoofd, omdat mynheer gesproken had.

 

Havelaar

Wat drommel heeft zyn hoofd daarmee te maken?

 

Adipatti

(Tine schoof by)

Mynheer, ik zeide tot den Kliwon dat de Sienjo een koningskind was.

 

Adipatti

(Bestudeert het hoofd van de kleine Max, pop)

Kijk. De kruin met de dubbele haarwervel is bestemd een kroon te dragen.

(Er valt een stilte. Alleen klinkt zacht de gamelan)

 

Adipatti

Meneer. Kunnen de gelden die de belasting-kollekteur tegoed heeft, niet alvast worden uitbetaald?

 

Verbrugge

Wel neen,  mynheer de Adhipatti weet dat dit niet geschieden mag voor zyn verantwoording afgeloopen is.

 

Havelaar 

Kom, Verbrugge, laat ons niet lastig wezen. We zullen dat maar uitbetalen... die verantwoording zal wel goedgekeurd worden.

(De Adipatti buigt, neemt afscheid en vertrekt. Havelaar gaat onder de veranda. Verbrugge volgt hem).

 

Verbrugge

Maar, dat mag niet! De verantwoording van den kollekteur is nog altijd te Serang in onderzoek... als nu eens daaraan iets ontbreekt?

 

Havelaar

Dan leg ik 't er by

(Havelaar tekent achter zijn bureau het papier voor de uitbetaling) 

Verbrugge, ik zal je zeggen waarom ik dit doe! De Regent heeft geen duit in huis: zyn schryver heeft het my gezegd, en bovendien... dat brusque vragen!

De zaak is duidelyk.

Bovendien, Verbrugge, er wordt in Lebak gruwelyk misbruik gemaakt van gezag.

(Verbrugge zwijgt)

Havelaar 

Is niet m'nheer Slotering gestorven in November? Welnu, den dag na zyn dood heeft de regent volk opgeroepen om zyn Sawahs te bewerken... zonder betaling!

 

Havelaar 

De Regent is arm. Is dit waar?

 

Verbrugge

Ja, dit is zoo.

 

Havelaar

Hy heeft niets dan zyn traktement.

 

Verbrugge

Ja, ik weet het.

 

Havelaar

Veel leden van zyn familie - scharen zich als een plunderbende om hem heen, en persen hem geld af. Is dit waar?

 

Verbrugge

't Is de waarheid.

 

Havelaar

En als zyn kas ledig is, wat dikwyls gebeurt, nemen zy in zyn naam de bevolking af, wat hun aanstaat. Is dit zoo?

 

Verbrugge

Ja, het is zoo.

 

Havelaar

De Regent geeft veel geld uit voor reiskosten van pelgrims naar Mekka, die hem allerlei vodden van relieken, talismans en djimats  terugbrengen. Is 't niet zoo?

 

Verbrugge

Ja, dat is waar.

 

Havelaar

Maar, ik wil myn plicht doen met zachtheid.

Je bent een braaf mensch... ook dit weet ik. Maar waarom heb je my niet gezegd dat hier zooveel verkeerds was?

 

Verbrugge

M'nheer Havelaar, ik heb nooit gediend onder iemand als u. Ge hebt iets zeer bijzonders, neem het me niet kwalijk.

 

Havelaar

Volstrekt niet! Ik weet wel dat ik niet ben als alle menschen, maar wat doet dit tot de zaak?

 

Verbrugge

Dat doet er dit toe, dat u iemand begrippen en denkbeelden meedeelt, die vroeger niet bestonden.

 

Havelaar

Neen! Die ingesluimerd waren door den vervloekten officieelen slender die zyn styl zoekt in ‘ik heb de eer’ en de rust van zyn geweten in ‘de hooge tevredenheid van de Regeering’. Neen, Verbrugge! Heb ik je by-voorbeeld heden morgen in de Sebah iets nieuws verteld?

 

Verbrugge

Neen, nieuws niet, maar u sprak anders dan anderen.

 

Havelaar

Ja, dat komt... ik spreek te-hooi en te-gras. Maar je zoudt me zeggen waarom je tot-nog-toe zoo berust hebt in alles wat er verkeerds was in Lebak.

 

Verbrugge

Ik heb nooit zoo den indruk gehad van een initiatief. Bovendien, dat alles is altyd zoo geweest in deze streken.

 

Havelaar

Ja, ja, dat weet ik wel! Ieder kan geen profeet of apostel wezen...  Maar je wilt toch wel je plicht doen?

 

Verbrugge

Zeker! Vooral bij u. Maar niet ieder zou dit zoo streng vorderen of zelfs goed opvatten, en dan komt men zoo ligt in de positie van iemand die windmolens bestrijdt.

 

Havelaar

Neen! Dan zeggen zy die 't onrecht liefhebben omdat ze daarvan leven, dat er geen onrecht was . M'nheer Slotering was een bekwaam en eerlyk man: hy wist wat er omging, hy keurde het af en verzette zich er tegen... ziehier!

(Havelaar nam uit een portefeuille twee vellen papier, en deze aan Verbrugge tonend)

Wiens hand is dit?

 

Verbrugge

Dat is de hand van m'nheer Slotering.

 

Havelaar

Juist! Kladnotaas, bevattende blykbaar onderwerpen waarover hy met den resident spreken wilde. Daar lees ik...

12o Over het misbruik dat door de regenten en mindere hoofden van de bevolking wordt gemaakt.

15o Dat vele personen van de familien en bedienden der inlandsche hoofden op de uitbetalingstaten voorkomen, die inderdaad geen deel nemen in de kultuur,

De verloop van volk te Parang-Koedjang is alleen toeteschrijven aan het verregaand misbruik, dat van de bevolking wordt gemaakt.’

 

Verbrugge

Het is waar, de heer Slotering heeft den resident dikwijls over dat alles gesproken.

 

Havelaar

En wat volgde daarop?

 

Verbrugge

Dan werd de Regent geroepen: er werd geaboucheerd...

 

Havelaar

Juist! En verder?

 

Verbrugge

De Regent ontkende gewoonlijk alles. Dan moesten er getuigen komen... niemand durfde tegen den Regent getuigen... och, m'nheer Havelaar, die zaken zijn zoo moeielijk!

Mynheer Slotering had er veel ergernis over, hij schreef scherpe brieven aan de Hoofden...

 

Havelaar

Ik heb ze gelezen...

 

Verbrugge

En ik heb hem dikwyls hooren zeggen dat hy, als er geen verandering kwam, en als de resident niet doortastte, zich rechtstreeks zou wenden tot den Gouverneur-generaal.

 

Havelaar

Daaraan zou hy zeer verkeerd hebben gedaan. De resident was zyn chef dien hy in geen geval mocht voorbygaan. Het is toch niet te veronderstellen dat de resident van Bantam onrecht en willekeur zou goedkeuren?

 

Verbrugge

Goedkeuren... neen! Maar men klaagt niet gaarne by de Regeering een Hoofd aan.

 

Havelaar Ik klaag niet gaarne iemand aan, wien ook, maar als 't moet, een Hoofd zoo goed als een ander. Morgen ga ik den Regent bezoeken.

Je bent een eerlyk man, dit weet ik, maar je bent beschroomd.

... en nu, blyf by ons eten: we hebben hollandsche bloemkool in blik... maar alles is zeer eenvoudig, (Beiden af.)

 

A. WAYANG POPPENSPEL: SAIDJAH EN DE BUFFEL

(8.Gamelan Java wereldmuziek 1: Op het voortoneel vind op een witte doek een Wayang poppenspel plaats met een cameraprojectie op het scherm, waarin het verhaal van Saidjah en de buffel wordt vertelt. Stern vertelt. Enkele poppen, een miniatuur buffel, ruiters te paard)

 

Stern

Saïdjah's vader heeft een buffel, waarmede hij zijn veld bewerkt.

Wanneer ook deze buffel van hem is afgenomen door het distriktshoofd van Parang-Koedjang is hy zeer bedroefd, en spreekt geen woord, vele dagen lang.

 

Dan neemt Saïdjah's vader een kris, die poesaka is van zyn vader.

Hy verkoopt deze kris aan een Chinees die op de hoofdplaats woont, en komt te-huis met vier-en-twintig gulden, voor welk geld hy een anderen buffel koopt.

 

Saïdjah, zeven jaar oud, heeft met den nieuwen buffel spoedig vriendschap gesloten.

Eens, in 't veld, roept Saïdjah te-vergeefs zyn buffel toe, wat spoed te maken. Het dier staat pal.

‘’Vlucht, vlucht’’, roepen op-eenmaal Adinda's broertjes, ‘’Saïdjah, vlucht! Daar is een tyger!’’ 

Een onverwachte sprong van den buffel heeft Saidjah 't evenwicht benomen en ter-aarde geworpen. De tyger is zeer na...

 

Saïdjah's buffel, voortgedreven door eigen vaart, schiet enige sprongen voorby de plek waar zyn kleine meester den dood wacht. keert terug, zet zyn lomp lyf op zyn lompe pooten als een dak over het kind, en keert zyn gehoornde kop naar den tyger.

 

Deze springt... maar hy springt voor 't laatst. De buffel vangt hem op zyn hoornen, en verliest slechts wat vleesch dat de tyger hem uitslaat aan den hals. De aanvaller ligt daar met opengescheurde buik, en Saïdjah is gered.

 

Wanneer deze buffel aan Saïdjah's vader is afgenomen, en geslacht...telt Saïdjah twaalf jaar, en Adinda weeft sarongs, en batikt die met puntige kapala.

Eenigen tyd daarna vlucht Saïdjah's vader uit het land. Want hy is zeer bevreesd voor de straf als hy zyn landrenten niet betalen kan, en hy heeft geen poesaka meer om een nieuwen buffel te koopen

 

Saïdjah's moeder sterft van verdriet, dan maakt zyn vader in een moedeloos oogenblik zich weg uit Lebak en uit Bantam, om werk te zoeken in 't Buitenzorgsche. Hy wordt met rottingslagen gestraft omdat hy Lebak verlaten heft zonder pas. In Badoer wordt hij in de gevangenis geworpen  Maar hy is niet lang gevangen, wyl hy kort daarop sterft 

(Licht dooft. Einde poppenspel)

 


Akte 3

AMSTERDAM 1860

scène 9

Droogstoppel

(Stern zit aan tafel te lezen in het pak van Sjaalman)

De lezer begrijpt dat ik hier niet spreek van mijn boek.

Ge weet dat ik makelaar in koffie ben -- Lauriergracht No 37 -- en dat ik alles over heb voor mijn vak. Ieder zal dus kunnen nagaan, hoe weinig ik tevreden was met het werk van Stern. Ik had op koffie gehoopt, en hij gaf ons ... ja, de hemel weet, wàt!

Met bevreemding heb ik uit Sterns geschrijf vernomen  dat er in die Afdeling Lebak geen koffie wordt geplant. Dat pak van Sjaalman is een waar Trojaans paard.

 

DE PREEK VAN DOMINEE WAWELAAR

(Er klinkt 9. Bach 1 orgelmuziek(2x).

Dominee Wawelaar komt op en houdt een preek van de bid/preekstoel)

Dominee Wawelaar

Maar, geliefden, God is een God van liefde!

Hij wil niet dat de zondaar verloren ga, maar dat hij zalig worde met de genade, in Christus, door het geloof!

En daarom is Nederland uitverkoren om van die rampzaligen te redden

wat er van te redden is!

Dáártoe heeft Hij in Zijn onnaspeurlijke Wijsheid aan een land, klein van omvang, maar groot en sterk door de kennisse Gods, macht gegeven over de bewoners dier gewesten, opdat zij door het heilig nooit volprezen Evangelium worden gered van de straffen der helle!

De schepen van Nederland bevaren de grote wateren, en brengen beschaving, godsdienst, Christendom, aan den verdoolden Javaan! Neen, ons gelukkig Nederland begeert niet voor zich alleen de zaligheid: wij willen die ook mededelen aan de ongelukkige schepselen op verre stranden, die daar gebonden liggen in de kluisters van ongeloof, bijgeloof en zedeloosheid.

 

MULTATULI  INTERMEZZO

Multatuli

(Op het voortoneel recht op het publiek)

Ik verbeeld me dat uwe vrouw vraagt: ‘is er nogal wat aan dat boek?’

En ge zegt bijvoorbeeld.  Hm... zóó... ik weet nog niet.

Welnu, barbaar, lees verder! Het belangryke staat juist voor de deur.

En met een bevende lip staar ik u aan, en meet de dikte van de omgeslagen bladen, en ik zoek op uw gelaat naar den weerschyn van 't hoofdstuk ‘dat zoo mooi is...

Och, ze schrijven zoo véél tegenwoordig!

Maar weet ge dan niet, ondier, tijger, Europeaan, lezer, weet ge dan niet dat ge daar een uur hebt doorgebracht met bijten op mijn geest als op een tandenstoker?

Met knagen en kauwen op vleesch en been van uw geslacht?

Menscheneter, daarin stak mijn ziel, mijn ziel die ge hebt vermaald als eens gegeten gras!

't Was mijn hart dat ge daar hebt opgeslikt als een versnapering!

Want in dat boek had ik dat hart en die ziel neergelegd, en er vielen zooveel tranen op dat handschrift, en mijn bloed week weg uit de jâren naarmate ik voort schreef, en ik gaf u dat alles, en dat kocht ge voor weinige stuivers... en ge zegt: hm!

 

(Indische bediende komt op met ‘Pauzebord’

10. Pauzemuziek is CD Indische muziek


Akte 4  LEBAK, JAVA 1856

(Er vind een decor/lichtwisseling plaats, naar het achtertoneel met de veranda. Grote tropische planten. De veranda van het Nederlands-Indische huis van de assistent-resident Max Havelaar in Lebak, Java).

 

scène 11

SCHADUWSPEL:

VERHAAL VAN DE JAPANSE STEENHOUWER

(Een schaduwspel  achter het koetsscherm met 11.Japanse fluit Deshima 14. Er klinkt de stem van de verteller Stern).

Stern

Er was een man die steenen hieuw uit de rots. Zyn arbeid was zeer zwaar, en hy arbeidde veel, doch zijn loon was gering, en tevreden was hij niet.

Hy riep: och, dat ik rijk ware, om te rusten op een baleh-baleh met klamboe van roode zyde.

En er kwam een engel uit den hemel, En hy wàs ryk. En hy rustte op een baleh-baleh, en de klamboe was van roode zyde.

 

En de koning des lands toog voorby, met ruiters voor zyn wagen. en men hield den gouden pajong boven het hoofd van den koning. En toen de ryke man dit zag, verdroot het hem dat er geen gouden pajong werd gehouden boven zyn hoofd.

En.hij riep: ik wenschte koning te zyn. En er kwam een engel uit den hemel,

En hy wàs koning.

 

En de zon scheen met heete stralen, en verbrandde het aardryk,  En de koning klaagde dat de zon hem schroeide in het gelaat, en macht had boven hem. Hy wenschte de zon te zyn.

En er kwam een engel uit den hemel,   En hy  wàs de zon.

 

En een wolk stelde zich tusschen de aarde en hem, en de stralen van de zon stuitten daarop terug. En hy werd toornig  en hy klaagde dat die wolk machtig was boven hem.

Hy wilde de wolk zyn, En er kwam een engel uit den hemel, En hy werd een wolk,

 

En de wolk regende in groote druppen op het aardryk, En hy viel neer op een rots, die niet week. En hy klaterde in groote stroomen, maar de rots week niet.

Hy riep: aan die rots is macht gegeven boven my. Ik wenschte die rots te zyn.

En er kwam een engel uit den hemel, En hy wèrd rots,

 

En daar kwam een man met houweel, en met puntigen bytel, en met zwaren hamer, die steenen hieuw uit de rots. En de rots zeide: wat is dit, dat die man macht heeft boven my, en steenen houwt uit myn schoot? .. ik wenschte die man te zyn.

En er kwam een engel uit den hemel, En hy was een steenhouwer.

En hy hieuw steenen uit de rots, met zwaren arbeid voor weinig loons,

en hy was tevreden.’

 

scène 12

DE KALKOEN VAN PADANG

(Een Indische bediendemaakt een dekorwissel. Hij  dekt de tafel en dient de soep op.

De eettafel met Havelaar, Tine, Verbrugge en Duclari. 12. Geluid: Tropische oerwoud, krekelgeluid, Echos of nature 1)

 

Tine

`Beste Max, ons dessert is zo schraal. Zou je niet... je weet wel... Madame Geoffrin?'

 

Havelaar

`Nog wat vertellen, in plaats van gebak? Wat drommel, ik ben hees. De beurt is aan Verbrugge.'

 

Tine

`Ja, meneer Verbrugge! Lost u Max wat af,'

 

Verbrugge 

`Er was eens een man, die een kalkoen stal...'

 

Havelaar`

O, deugniet, dat heb je van Padang!

 

Verbrugge

En hoe is 't verder?' `'t Is uit. Wie kent het slot van die historie?'

 

Havelaar

`Wèl, ik! Ik heb hem opgegeten, samen met... iemand. Weet je waarom ik te Padang gesuspendeerd was?'

 

Verbrugge

`Men zei dat er een deficit was in uw kas te Natal,'

 

Havelaar

Dit was niet geheel onwaar, …

 

Tine

(roept bediende)

Traoessa,. `

 

Havelaar

Wàt hoeft niet?'

 

Tine

Ik had gezegd nog iets gereed te maken in de keuken ... een omelet of zoiets.'

 

Havelaar

Ah! En dat hoeft niet meer nu ik van mijn gekheden begin?

Verbrugge, wat kies je, je aandeel in de omelet of de historie?'

 

Verbrugge

`Dat is een moeilijke positie voor een beleefd mens,

 

Duclari

En ook ik zou liever niet kiezen,`want het is hier te doen om een uitspraak tussen meneer en mevrouw, en: entre l'écorce et le bois, il ne faut pas mettre le doigt.'

 

Tine

Ik zal u helpen, heren, de omelet is...'

 

Duclari

`Mevrouw,' de omelet zal toch wel zoveel waard zijn als...'

`Als de historie? Zeker als ze wat waard was! Doch er is een bezwaar...'

 

Verbrugge

Ik wed dat er nog geen suiker in huis is, Och, laat toch bij mij halen wat ge nodig hebt!'

 

Tine

Suiker is er... van mevrouw Slotering. Nee, daaraan hapert het niet. Als de omelet overigens goed was, zou dat geen bezwaar zijn, maar...'

 

Duclari

Hoe dan, mevrouw, is ze in 't vuur gevallen?'

 

Tine

Ik wou dat het waar was! Nee, ze kan niet in 't vuur vallen. Ze is...

 

Havelaar

Maar Tine, wat is ze dan toch?'

 

Tine

`Ze is imponderabel, Max, als je vrouwen te Arles... wezen moesten! Ik heb geen omelet ... ik heb niets meer!'

 

Duclari

Dan in 's hemelsnaam de historie!

 

Tine

Maar koffie hebben we.

 

Havelaar

Goed! Koffiedrinken in de voorgalerij, en laat ons mevrouw Slotering met de meisjes daarbij roepen,'

(Het kleine gezelschap toog naar buiten)

 

Tine

`Ik gis dat ze bedanken zal, Max! Je weet dat ze ook liever niet met ons eet, en ik kan haar geen ongelijk geven.'

 

Havelaar

Ze zal gehoord hebben dat ik histories vertel en dat heeft haar afgeschrikt.

 

Tine

Welnee, Max, dat zou haar niet deren: ze verstaat geen Hollands. Nee, ze heeft mij gezegd dat ze haar eigen huishouding wil blijven voeren, en dit begrijp ik heel goed.

Bovendien, ze komt me wat mensenschuw voor. Verbeeld je dat zij alle vreemden die 't erf betreden, laat wegjagen door de oppassers...'

 

Duclari

Ik verzoek om de historie of de omelet,

 

Verbrugge

Ik ook!. `Uitvluchten worden niet aangenomen. We hebben aanspraak op een volledig maal, en daarom eis ik de geschiedenis van de kalkoen.

 

Havelaar

Die heb ik je reeds gegeven, Ik had het beest gestolen van de generaal Vandamme, en heb 't opgegeten... met iemand.

 

Tine

`Voor die ``iemand'' ten hemel voer,

 

Havelaar

Voor die iemand ten hemel voer.

 

Duclari

Nee, dat is tricheren,`We moeten weten waarom ge die kalkoen ... weggenomen hebt.'

 

Havelaar

Wèl, omdat ik gebrek leed, en dat was de schuld van de generaal Vandamme die me gesuspendeerd had.

 

Verbrugge

Als ik er niet meer van te weten krijg, breng ik een volgende keer zelf een omelet mee,.

 

Havelaar

Geloof me, er stak niets meer achter dan ... Hij had zeer véél kalkoenen, en ik had niets. Men dreef die dieren voorbij mijn deur... ik nam er een, en zei tot de man die zich verbeeldde er op te passen: ``Zeg de generaal dat ik, Max Havelaar, deze kalkoen neem omdat ik eten wil.''`

 

Duclari

Maar wat deed hij na 't ... na 't ... wegnemen van die kalkoen? 't Was toch ... een diefstal!'

 

Havelaar

`Hij strafte me vreselijk!  Aan de man die op de kalkoenen passen moest, liet hij gelasten voortaan een andere weg te kiezen. Hij zei niets, en deed niets! Ziet ge, dit was wreed! Hij gunde me niet het minste martelaars-air,  Ik heb 't nooit weer gedaan!'

(Allen lachen)

 

scène 13

GENERAAL VANDAMME

(Het gezelschap loopt af)

Havelaar

Weet je nog wat ik te Tjiandjoer kwam doen, Tine?'

 

Tine

`Nee, Max, dat is me glad ontgaan.'

 

Havelaar

`Wie kan ook alles onthouden? Ik ben daar getrouwd, heren!'

 

Duclari

`Maar,  mag ik vragen of 't waar is dat ge te Padang zo dikwijls geduelleerd hebt?'

 

Havelaar

Ja, zeer dikwijls, en daartoe was aanleiding….

 (Er verschijnt een Javaanse bediende, die Havelaar iets toefluistert. Havelaar knikt)

Maar heren ik moet mij excuseren.

 

scène 14

FILM: PARANG-KOEDJANG

(Max Havelaar gaat in de koets zitten. 13. Een bewegende zwart-wit film met beelden III  van de Sawas en Rijstvelden op Java. Java wereldmuziek 6)

 

 


Akte 5

AMSTERDAM 1860

(Een 19e eeuws huiskamer decor met een klassieke houten tafel en stoel. Op de achtergrond een diabeeld van een 19e eeuws Amsterdams stadsbeeld)

 

scene 15

OVER DE TERREUR VAN DE REGENT

Stern

(Wayang poppenspel met live-gamelan)

Wat er van de klagers werd? Wie vluchten kon, vluchtte. Dáárom zwierven er zooveel Bantammers in de naburige provinciën! Dáárom waren er zooveel bewoners van Lebak onder de opstandelingen in de Lampongsche distrikten! Dáárom had Havelaar in zyn toespraak aan de Hoofden gevraagd: ‘wat is dit, dat er zooveel huizen ledig staan in de dorpen, en waarom verkiezen velen de schaduw der Bossen elders, boven de koelte der wouden van Bantan-Kidoel?’

Doch niet ieder kon vluchten. De man wiens lyk 's morgens de rivier afdreef, nadat hy den vorigen avend, in 't geheim, schoorvoetend, angstig, verzocht had om gehoor by den assistent-resident... hy had geen behoefte meer aan vlucht.

 

scène 16

A. OVER DE UITBUITING VAN  DE JAVAAN

Multatuli

Zie, ik eisch niet - noch verwacht, o Nederlanders! - dat ge daardoor zult aangegrepen zyn in gelyke maat als wanneer ik u het lot schetste van een boer wien men zijn koe ontnam. Ik vraag geen traan by de tranen die er vloeien op zoo donkere gezichten, noch edelen toorn als ik zal spreken van de vertwijfeling der beroofden. Evenmin verwacht ik dat ge zult opstaan, en met myn boek in de hand tot den Koning gaan, en zeggen:

Zie, o Koning, dat geschiedt in uw Ryk, in uw schoon ryk van Insulinde!’

 

B. HOLLANDSE PREEK

(Er klinkt orgelmuziek Bach 1(2x)  Dominee Wawelaar houdt een preek van de preekstoel)

Wawelaar

Zie maar dat God alles zó bestiert, dat rechtzinnigheid tot rijkdom voert.

Zie maar, is er niet veel rijkdom in Nederland? Dat komt door 't geloof.

Is niet in Frankrijk telkens moord en doodslag? Dat is omdat ze daar katholiek zijn.

Zijn niet de Javanen arm? 't Zijn heidenen. Hoe langer de Hollanders met de Javanen omgaan, hoe meer rijkdom er zal komen hier, en hoe meer armoede daarginder. Dat is Gods wil zoo!’

 

Is dit nu niet alsof de Heer zeide: ‘ziedaar dertig miljoen ter beloning van uw geloof’?

Is dit niet duidelijk de vinger Gods, die den boze laat arbeiden om den rechtvaardige te behouden? Is dit niet een wenk om voort te gaan op den goeden weg?

Om ginds veel te laten voortbrengen, en hier te volharden in 't ware geloof?

Heet het niet daarom: ‘bidt en werkt’ opdat wij zouden bidden, en 't werk laten doen door 't zwarte goedje dat geen ‘Onze Vader’ kent?

 

Droogstoppel

Ik sta verbaasd over Wawelaars doorzicht in zaken. Want het is de waarheid dat ik, die stipt op de godsdienst ben, myn zaken zie vooruitgaan van-jaar tot-jaar, en Busselinck & Waterman, die om God noch gebod geven, zullen knoeiers blyven hun leven lang.

Op Java zullen de gebraden duiven niemand in den mond vliegen: er moet gewerkt worden! En wie dàt niet wil, is arm en blyft arm, dat spreekt vanzelf.

 

Akte 6 LEBAK, JAVA 1856

(Er vind een decor/lichtwisseling plaats, naar het achtertoneel met de veranda. Grote tropische kunstplanten. De veranda van het Nederlands-Indische huis van de assistent-resident Max Havelaar in Lebak, Java).

 

scène 17

B. SAIDJAH EN ADINDA: TROUWBELOFTE

(Een Indische man en een vrouw  tegenover elkaar op een Javaanse mat.

Geluid: Jungle. Sounds of the Earth 18)

Saidjah

Denk eens, als ik wederkom zullen wij oud genoeg zijn om te trouwen, en we zullen twee buffels hebben!

Adinda

Heel goed, Saïdjah! Ik wil gaarne met je trouwen als je terugkomt. Ik zal spinnen, en sarongs en slendangs weven, en batikken, en heel vlijtig zijn al dien tijd.

Saidjah

O, ik geloof je, Adinda! Maar... als ik je getrouwd vind?

Adinda

Saïdjah, je weet immers wel dat ik met niemand trouwen zal.

Mijn vader heeft me toegezegd aan uw vader.

Saidjah

En jijzelf?

Adinda

Ik zal trouwen met u, wees daar zeker van!

Saidjah

Als ik terugkom, zal ik roepen in de verte...

Adinda

Wie zal dat horen, als we rijst stampen in 't dorp?

Saidjah

Dat is waar. Maar Adinda... o ja, dit is beter: wacht me bij het djati-bosch, onder den ketapan

 waar je mij de melatti hebt gegeven.

(Saïdjah scherurt een strook van zijn blauwen hoofddoek, en hij gaf dat stukje lijnwaad aan Adinda)

 

Adinda

Maar, Saïdjah, hoe kan ik weten wanneer ik moet heengaan om je te wachten bij den ketapan?

 

Saidjah

Tel de manen. Ik zal uitblijven driemaal twaalf manen... deze maan rekent niet mee. Zie, Adinda, kerf een streep in je rijstblok bij elke nieuwe maan. Als je driemaal twaalf strepen hebt ingesneden, zal ik den dag die dáárop volgt, aankomen onder den ketapan. Beloof je, dáár te zijn?

 

Adinda

Ja, Saïdjah! Ik zal onder den ketapan by het djatibosch wezen als je terugkomt.

(Ze verwijderen zich van elkaar. Saidjah af en Adinda gaat aan de andere kant af)

 

scène 18

VERGIFTIGING VAN SLOTERING?

(Mevrouw Slotering komt op en wijst met heftige gebaren een Javaan terug en wil het huis verlaten)

 

Max Havelaar

(Voor zichzelf) Wel, mevrouw, zeg me toch eens waarom u de mensen die 't erf betreden, zoo terugzendt?

 

Mevrouw Slotering 

(pijnlijk getroffen)

Ach, er is zoveel slecht volk!

 

Max Havelaar.

Komaan, mevrouw, vertel me toch eens ronduit waarom ge zoo streng opzicht houdt over 't erf?

 

Mevrouw Slotering

(Barst in huilen uit)

Hij wilde rechtvaardig zijn, meneer Havelaar,, hij wilde een eind maken aan de mishandeling waaronder de bevolking zucht. Hij sprak telkens met den resident, maar altijd vergeefs.

Daarom had mijn arme man gezegd dat hij, als er geen verbetering kwam vóór 't einde des jaars, zich rechtstreeks wenden zou tot den Gouverneur-generaal. Dat was in November.

Hij ging kort daarna op een inspectiereis, gebruikte het middagmaal ten huize van den Dhemang van Parang-Koedjang, en werd kort daarop in deerniswaarden toestand thuis gebracht.

Hij riep, op de maag wijzende: ‘vuur, vuur!’ en weinige uren later was hij dood, hij die altijd een voorbeeld was geweest van goede gezondheid.

 

Max Havelaar

Hebt ge den dokter van Serang laten roepen?

 

Mevrouw Slotering

 Ja, maar hij heeft mijn echtgenoot slechts kort behandeld, omdat deze kort na zijn komst gestorven is.. Ik heb gehoord dat gij even als mijn echtgenoot u verzet tegen de misbruiken die hier heersen, en daarom heb ik geen gerust ogenblik. Ik had dit alles voor u willen verbergen om u en mevrouw niet angstig te maken, en bepaalde mij dus tot het bewaken van tuin en erf, opdat geen vreemden toegang zouden hebben tot de keuken.

 

Max Havelaar

(Geeft de Javaanse bediende een teken, die even later met Verbrugge binnenkomt)

Waaraan is meneer Slotering gestorven?

 

Verbrugge Dat weet ik niet

 

Max Havelaar Is hy vergiftigd?

 

Verbrugge - Dat weet ik niet, maar...

 

Max Havelaar - Spreek duidelijk, Verbrugge!

 

Verbrugge - Maar hij trachtte de misbruiken tekeer te gaan, zoals u, meneer Havelaar, en... en...

 

Max Havelaar - Welnu?

 

Verbrugge - Ik ben overtuigd dat hij... zou vergiftigd geworden zijn als hij langer hier was gebleven.

 

Max Havelaar - Schrijf dat op!

Nog iets. Is 't wáár of is 't niet waar dat er gekneveld wordt in Lebak? Antwoord, Verbrugge!

 

Verbrugge - Ik durf niet.

 

Max Havelaar  Schryf 't op, dat je niet durft!

 Wèl! Nog iets: je durft niet antwoorden op de laatste vraag, maar je zei me onlangs, toen er spraak was van vergiftiging, dat je de enige steun was van je zusters te Batavia, niet waar? Ligt dáárin misschien de oorzaak van je vrees, de grond van wat ik altijd halfheid noemde?

 

Verbrugge Ja!

 

Max Havelaar Schrijf dat op.

(Verbrugge gaat na een teken van Havelaar af. Live-geluid Havelaar trad naar buiten en kust intens de kleine Max en ging toe naar zijn vrouw).

 

Max Havelaar Lieve Tine, ik heb je een verzoek te doen! Ik wenschte dat je met Max naar Batavia ging: ik klaag heden den Regent aan.

 

Tine (Ze valt hem snikkend om de hals)

Neen Max, neen Max, dat doe ik niet... dat doe ik niet! Wij eten en drinken tezamen!

 

scène 19

BEZOEK VAN DE RESIDENT, SLIJMERING

(Live-geluid.De koets komt op. De resident stapt uit zijn koets geholpen door de Javaanse bediende met parasol. De resident met Havelaar  en Verbrugge rond de tafel in het kantoor in Lebak. Live geluiden)

 

Resident

Heeft U niet beproefd uw superieur van zijn aanklacht terug te houden?

 

Verbrugge

Ik was hiermee niet bekend

(De Resident schudt ongelovig zijn hoofd en leest de brieven voor)

 

Resident

Meneer Havelaar het zou mij aangenaam wezen wanneer U deze brief terugnam en wij haar als niet geschreven kunnen beschouwen.

 

Havelaar

Het spijt mij zeer,. Ik blijf bij mij aanklacht

 

Resident

Dan blijft mij niets anders over dan een onderzoek in stellen naar de gegrondheid van de gedane klachten. Ik verzoek U getuigen te doen oproepen die uw beschuldigingen konden staven.

 

Havelaar  

Resident, ik ben assistent-resident van Lebak, ik heb beloofd de bevolking te beschermen tegen afpersing en geweldenarij, ik klaag den Regent aan, en zijn schoonzoon van Parang-Koedjang, ik zal de gegrondheid mijner aanklacht bewijzen zodra me daartoe de gelegenheid wordt gegeven die ik voorstelde in mijn brieven, ik ben schuldig aan laster, als mijn aanklacht valsch is!’

 

Resident

Goed dan zal ik genoodzaakt zijn bedoelde brieven te brengen onder de aandacht van de Regeering.

(De resident vertrekt met hulp van de Javaanse bediende in de koets,)

 

Verbrugge

(Tegen Havelaar)

Ik was bij de Adipatti. Hij zei dat de resident hem onverwacht geld had aangeboden.

Wat daarvan de reden kon zijn.

 

Havelaar

Schrijf het op!

 

scène 20

A. HAVELAARS’ ONTSLAG

(Max Havelaar en Tine in huiselijke sfeer Live muziek)

Havelaar

Weet je wel, dat wy de rekening van dien dokter nog niet betaald hebben...

 

Tine

Lieve Max, we leven hier zoo spaarzaam, weldra zullen wij alles kunnen afdoen! Bovendien, je zult wel spoedig resident worden, en dan is alles geregeld in weinig tijds.

 

Havelaar

Dat is nu juist een zaak die me verdrietig maakt. Ik zou zoo heel ongaarne Lebak verlaten...

Ik kan hier niet gemist worden, Tine! En toch, als ik weer bedenk dat we schulden hebben...

 

Tine

Alles zal wel goed gaan, Max! Al moest je nu van hier, dan kan je later Lebak helpen als je Gouverneur-generaal bent.

(Havelaar trekt een donker gezicht)

 

Tine

Lieve Max... .

 

Havelaar

Vervloekt! Wil je die stumperts zóó lang laten hongeren? Kan jy leven van zand?

 

Tine

Lieve Max!

 

Havelaar

(Springt op en begint te ijsberen) 

Vervloekt die lauwheid, die schandelijke lauwheid! Daar zit ik nu sedert een maand te wachten op recht, De Regent schijnt er op te rekenen dat niemand hem aandurft! Zie...

(En hy kuste zyn kind met een wildheid die ’t verschrikte).

 

Duclari

Ik begryp zeer goed dat de resident in een moeielyken toestand is. Hy kan 't Gouvernement niet aanraden gevolg te geven aan uw voorstellen, want dan zou er te veel aan den dag komen. Hy moet dus natuurlyk trachten zoodanig onderzoek te voorkomen...

 

Verbrugge

Daar komt de post aan! .

 

(Javaanse bediende geeft Havelaar een brief. Deze leest de brief van de Gouverneur generaal door en geeft hem aan Tine, die hem voorleest)

Kabinet. No 54.

Buitenzorg, 23 Maart 1856.

 

De wijze, waarop door u is te werk gegaan, bij de ontdekking of vooronderstelling van kwade praktijken van de Hoofden in de afdeeling Lebak, en de houding daarbij door u tegenover uwen Chef, den Resident van Bantam, aangenomen, hebben in hooge mate mijne ontevredenheid verwekt.

Ik heb mij verplicht gezien, u van de verdere vervulling der betrekking van Adsistent-resident van Lebak te ontheffen.

Uit aanmerking evenwel van gunstige rapporten, vroeger omtrent u ontvangen, heb ik in het voorgevallene geen reden willen vinden, om u het uitzicht op eene wederplaatsing bij het Binnenlandsch Bestuur te benemen. Ik heb u daarom voorloopig belast met de waarneming der betrekking van Adsistent-resident van Ngawi.

Van uwe verdere handelingen in die betrekking zal het geheel afhangen of gij bij het Binnenlandsch Bestuur zult kunnen geplaatst blijven.’

 

 

Havelaar

We gaan van hier, beste Tine,

(Verbrugge had tranen in de ogen)

 

Duclari

G.......... ik heb hier in 't bestuur schelmen en dieven gezien... ze zyn in ere van hier gegaan, en men schryft aan U zulk een brief!

 

Havelaar

't Is niets,  de Gouverneur-generaal is een eerlyk man: hy moet bedrogen zyn...

Hy is verstrikt in 't web van de buitenzorgsche ambtenarij.

Ik zal tot hem gaan. Hy zal recht doen, ik ben er zeker van!

 

Verbrugge

Maar, als ge naar Ngawi gaat...

 

Havelaar

Ik ken Ngawi, En eindelijk, ik zie in dat ik om een eind te maken aan al dat geknoei, geen ambtenaar moet wezen. Als ambtenaar staan er tussen de Regering en mij te veel personen die belang hebben bij 't loochenen der ellende van de bevolking.

 

Max Havelaar

De tegenwoordige Gouverneur-generaal zal spoedig aftreden... zyn opvolger ken ik, en ik weet dat er van hem niets te wachten valt. Ik moet den tegenwoordigen Gouverneur spreken voor zijn vertrek. (Havelaar af en komt op met brief)

 

Max

Tine, hoor eens!

 

Tine

Lieve Max?

 

Max

Je hebt moed, niet waar?

 

Tine

Max, je weet dat ik moed heb... als ik by je ben!

 

Max

Welnu!

 

Tine

(Leest de brief hardop)

‘Rangkas-Betoeng, 29 Maart 1856.

 

Aan den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indie.

 

Ik had de eer te ontvangen uwer Excellentie's kabinetsmissive van 23 dezer, No 54.

Ik zie me genoodzaakt, in antwoord op dat stuk, Uwe Excellentie te verzoeken my te verleenen een eervol ontslag uit 's Lands dienst.

max havelaar.

 

Tine

Goddank, dat je eindelyk jezelf kunt zyn!

(Max Havelaar, Tine en de kleine Max stappen in de koets. Verbrugge staat daar met tranen in de ogen en ook de Javaanse bediende zwaait uit)

B. DIA/FILMBEELDEN IV: REIS JAVA EN BUITENZORG

.(15. Java wereldmuziek 8 Filmbeelden van de reis door Java het Paleis in Buitenzorg en tenslotte een diabeeld. Max Havelaar wacht en ijsbeert op het voortoneel. Hij haalt  uit zijn binnenzak  de laatste brief  aan de Gouverneur Generaal en leest deze parallel aan de filmbeelden voor)

 

Havelaar

Batavia, 23 Mei 1856.

 

‘Excellentie! Myn ambtshalve by missive van 28 Februari gedaan verzoek om aangaande de Lebaksche zaken te worden gehoord, is zonder gevolg gebleven.

Uwe Excellentie heeft dus een ambtenaar die gunstig by het Gouvernement bekend stond  - iemand die zeventien jaren het Land in deze gewesten diende, .. zóó iemand heeft Uwe Excellentie gesteld beneden den misdadiger. Want dien hoort men ten-minste.

Dat men Uwe Excellentie omtrent my misleid heeft, begryp ik. Maar dat Uwe Excellentie niet de gelegenheid heeft aangegrepen om die misleiding te ontgaan, begryp ik niet.

Morgen gaat uwe Excellentie van hier, en ik mag haar niet laten vertrekken zonder nog eenmaal gezegd te hebben dat ik mijn plicht heb gedaan, geheel-en-al myn plicht, met beleid, met bezadigdheid, met menslievendheid, met zachtheid en met moed.

 

Een deftig gezin is daardoor tot den bedelstaf gebracht...

Hierover evenwel klaag ik niet.

Maar Uwe Excellentie heeft gesanctioneerd: het stelsel van misbruik van gezag, van roof en moord, waaronder de arme javaan gebukt gaat, en dáárover klaag ik.

Dàt schreit ten hemel!

Er kleeft bloed aan de overgegaarde penningen van uw dus ontvangen indisch traktement, Excellentie!

Nog éénmaal vraag ik om een ogenblik gehoor.

 

C. DROOGSTOPPEL-INTERMEZZO

Droogstoppel

(Komt parallel het voortoneel op)

Die resident en zyn vrouw waren lieve, gulle menschen. Ze verhaalden ons veel van hun levenswys in den Oost. Het moet daar toch wel aangenaam wezen. Zy zeiden dat hun buitenplaats by Driebergen niet half zoo groot was als hun ‘erf’, zooals ze dat noemden, in de binnenlanden van Java, en dat daartoe wel honderd menschen noodig waren tot onderhoud. Maar - en dit is wel een bewys hoe bemind ze waren - dat deden die menschen geheel om-niet, en alleen uit genegenheid. Ook verhaalden zy, dat by hun vertrek de verkoop hunner meubelen wel tienmaal meer dan de waarde had opgebracht, omdat de Inlandsche Hoofden zoo graag een aandenken koopen van een resident die goed voor hen geweest is.

 

Die resident heeft me gezegd, dat hy 't in den Oost altyd heel goed heeft gehad, en dat er dus geen woord waar is aan al die vertellingen over ontevredenheid onder de bevolking. Ik bracht het gesprek op Sjaalman. Hy kende hem, en wel van een zeer ongunstige zyde. Hy verzekerde my, dat men zeer goed had gedaan dien man weg te jagen, want hy was een zeer ontevreden persoon, die altyd op alles aanmerking maakte, terwyl er bovendien veel viel af te keuren in zyn eigen gedrag.

 


D. WAYANG- OF SCHADUWPOPPENSPEL

(16. Wayang Poppenspel met Gamelan ,Java 2 of Java wereldmuziek 4,  geeft illustratie aan de zoektocht van Saidjah naar Adinda in Lebak en Lampong)

 

Stern

Te Tjilang-Kahan koopt Saidjah een visschersprauw, en komt daarmede na eenige dagen zeilens in de Lampongs aan, waar de opstandelingen zich verzetten tegen het Nederlandsch gezag. Hij sluit zich aan bij een bende Bantammers, niet om te strijden zoozeer als om Adinda te zoeken.

 

Op zekeren dag dat de opstandelingen opnieuw zijn geslagen, doolt hij rond in een dorp dat pas veroverd is door het Nederlandsche leger, en dus in brand staat. Saidjah vindt het lyk van Adinda's vader met een klewang-bajonetwonde in de borst. Naast hem vindt Saïdjah

het lyk van Adinda, naakt, afschuwelijk mishandeld...

 

Er is een smal strookje blauw lynwaad gedrongen in de gapende borstwond die een eind heeft gemaakt aan lange worsteling...

 

Dan loopt Saïdjah eenige soldaten tegemoet, die met geveld geweer de laatstlevende opstandelingen in 't vuur drijven van de brandende huizen. Hij omvademt de breede zwaard-bajonetten, drukt zich voorwaarts met kracht, en dringt nog de soldaten terug met een laatste inspanning toen de gevesten stuiten tegen zijn borst.

 

En weinig tijd later is er te Batavia groot gejubel over de nieuwe overwinning die weer zooveel lauweren heeft gevoegd bij de lauweren van 't Nederlandsch-Indisch leger. En de Landvoogd schrijft naar 't Moederland dat de rust in de Lampongs hersteld was. En de Koning van Nederland, voorgelicht door zijn Staatsdienaren, beloont wederom zooveel heldenmoed met vele ridderkruisen.

 


Epiloog 20

MULTATULIS’ AANKLACHT

(Multatuli komt op. Droogstoppel en Stern op de achtergrond)

Multatuli

(Tegen Stern)

Genoeg, mijn goede Stern! Ik, Multatuli, neem de pen op. Ge zijt niet geroepen Havelaars levensgeschiedenis te schrijven.

(Tegen Droogstoppel)

Halt, ellendig product van vuile geldzucht en godslasterlijke femelarij! Ik heb u geschapen... ge zijt opgegroeid tot een monster onder mijn pen... ik walg van mijn eigen maaksel: stik in koffie en verdwijn!

(Tegen publiek)

Ja, ik, Multatuli ‘die veel gedragen heb’ neem de pen op. Ik vraag geen verschoning voor den vorm van mijn boek. Die vorm kwam mij geschikt voor ter bereiking van mijn doel.

Ik wil gelezen worden.

 

Ja, ik zal gelezen worden!

  

‘Het boek is bont... er is geen geleidelijkheid in... jacht op effect... de stijl is slecht... de schrijver is onbedreven... geen talent... geen methode...

Goed, goed, alles goed! Maar... de javaan wordt mishandeld!

 

Want: wederlegging der hoofdstrekking van mijn werk is onmogelijk!

 

Hoe luider overigens de afkeuring van mijn boek, hoe liever 't mij wezen zal, want des te groter wordt de kans gehoord te worden. En dit wil ik!

 

En als men my die plaats weigerde... als men my by voortduring niet geloofde...

 

Dan zou ik myn boek vertalen in de weinige talen die ik ken, en in de vele talen die ik leeren kan, om te vragen aan Europa, wat ik vruchteloos zou hebben gezocht in Nederland.

 

En er zouden in alle hoofdsteden liederen worden gezongen met refreinen als dit: er ligt een roofstaat aan de zee, tusschen Oostfriesland en de Schelde!

En wanneer ook dit niet baatte?

Dan zou ik myn boek vertalen in 't maleisch, javaansch, soendasch, al-foersch, boegineesch, battaksch...

En ik zou klewangwettende krygszangen slingeren in de gemoederen van de arme martelaren wien ik hulp heb toegezegd, ik, Multatuli.

Redding en hulp, op wettelyken weg, waar het kan... op wettigen weg van geweld, waar het moet.

 

En dit zou zeer nadelig werken op de Koffieveilingen van de Nederlandsche Handelmaatschappy!

 

Want ik ben geen vliegenreddende dichter, geen zachtmoedige droomer, zooals de getrapte Havelaar die zyn plicht deed met den moed van een leeuw, en honger lydt met het geduld van een marmot in den winter.

 

 

Dit boek is een inleiding...

Ik zal toenemen in kracht en scherpte van wapenen, naarmate het noodig zal wezen...

God geve dat het niet noodig zy!

Neen, 't zal niet noodig zyn! Want aan U draag ik myn boek op, Willem den derden, Koning, Groothertog, Prins... meer dan Prins, Groothertog en Koning... keizer van 't prachtig ryk van Insulinde dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd...

Aan U durf ik met vertrouwen vragen of 't uw keizerlyke wil is:

 

Dat Havelaar wordt bespat met den modder van Slymeringen en Droogstoppels?

 

En dat daarginds Uw meer dan dertig millioenen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in UWEN naam?

(Gongslag. Donkerslag)