of de koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij
Roman
Toneelbewerking
‘Het boek is bont... er is geen geleidelijkheid in... jacht op effect... de stijl is slecht... de schrijver is onbedreven... geen talent... geen methode.. Goed, goed, alles goed! Maar...
de javaan wordt mishandeld!’
Multatuli
Inhoudsopgave
Toelichting op de bewerking
Toneelbeeld
Artistiek concept
Rangkasbetung: In de sporen van de Max Havelaar
Bestuursorganisatie Nederlands-Indie 1856
Personages theaterbewerking
Akte 1 Amsterdam 1860
1. Voorrede Droogstoppel
2. Droogstoppel ontmoet Sjaalman
3. Het pak van Sjaalman
4. Over de inhoud van het pak van Sjaalman
5. Tafereel: Dood van Slotering
Dia/ Filmbeelden II: 19e eeuws koloniaal Java
7 Ontvangst van Max Havelaar in Lebak
Javaanse dans.
8 A. Aan de hoofden van Lebak
B. Havelaar en Verbrugge
C. Wayang poppenspel: Saidjah en de Buffel
9. Multatuli en Droogstoppel
De preek van Dominee Wawelaar
11. Schimmenspel: Verhaal van de Japanse steenhouwer
12 De kalkoen van Padang
13. Generaal Vandamme
14. Parang Koedjang. Koetstocht
Dia/ Filmbeelden III: Roadmovie 19e eeuwse rijstvelden en landschappen van Java
15. Stern over de terreur van de regent
16 A. Multatuli over de uitbuiting van Javaan
B. Wawelaar met een Hollandse preek
17. Entre-scene Saidjah en Adinda: Trouwbelofte
18. De vergiftiging van Slotering?
19.A. Bezoek van de resident, Slijmering
20. A. Dia/ Filmbeelden IV.
B. Havelaars’ ontslag.
C. Intermezzo Droogstoppel
D. Wayang poppenspel: De dood van Saidjah en Adinda
Epiloog. Multatulis’ aanklacht
1860 Grachtenwoning Amsterdam. De vertellingen van Droogstoppel zijn geplaatst in zijn huiskamer.
1856 Assistent- Residentswoning, Lebak Java. Het verhaal van Max Havelaar speelt grotendeels in de residentie op Rangkasbetung.
DE MAX HAVELAAR EN DE
BESTUURSORGANISATIE
Moederland:
KONINKRIJK
DER NEDERLANDEN
(Hoofdstad:
Amsterdam. Regeringszetel: Den Haag)
Koning (Willem III) 1e
en 2e Kamer
Regering (Parlement)
Kolonie:
NEDERLANDS-INDIË
(Hoofdstad: Batavia. Regeringszetel: Buitenzorg)
Gouverneur-generaal (Duymaer van Twist)
Departementen (Medezeggenschapsraad)
Resident van Bantam (Residentie/Provincie)
(Hoofdplaats: Serang)
Assistent-resident Lebak (Landstreek)
(Hoofdplaats: Rangkasbitung) Regent
(Inlands hoofd/Adipatti)
Max Havelaar
Raden Adipatti van Banten-Kidoel
Controleur (Verbrugge)
Politiecommissaris (Duclari)
Overige Toezichthouders
Javaans personeel en bedienden
Javaanse/ inlandse bevolking
(Saidjah
en Adinda)
PERSONAGES
Max Havelaar, assistent resident van Lebak
Sjaalman, de bijnaam van de schrijver en hoofdpersoon
Multatuli, auteur.
Droogstoppel
Dominee Wawelaar
Resident van Bantam ofwel Slijmering
Duclari, politie-commissaris
Stern, stagiair Droogstoppel en samensteller van zijn boek
Slotering, oud assistent-resident van Lebak
Verbrugge, controleur van Lebak
Tine, barones van Wijnbergen, vrouw van Havelaar
Mevrouw Droogstoppel
Mevrouw Slotering, Javaanse vrouw van Slotering
Adinda
Dalang (V)
Adipatti, regent van Banten-Kidoel
Javaanse bediende
Saidjah
Dalang (M)
Javanen, poppen
De kleine Max, baby-pop
MAX HAVELAAR
Multatuli
Ik,
Multatuli ‘die veel gedragen heb’ neem de pen op. Ik vraag geen verschoning
voor den vorm van mijn boek. Die vorm kwam mij geschikt voor ter bereiking van
mijn doel.
Ik
wil gelezen worden.
Ja,
ik zal gelezen worden!
Het
boek is bont... er is geen geleidelijkheid in... jacht op effect... de stijl is
slecht... de schrijver is onbedreven... geen talent... geen methode...
Goed, goed, alles goed! Maar... de javaan wordt mishandeld!
Akte 1
AMSTERDAM 1860
scene 1
VOORREDE DROOGSTOPPEL
(Een 19e eeuwse huiskamer decor met een
klassieke tafel en stoel. Op de achtergrond een diabeeld van een 19e
eeuws Amsterdams stadsbeeld. Op het achtertoneel een verhoogde veranda overdekt
met een dak).
(Naar publiek)
Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht, No 37.
Het is mijn gewoonte niet, romans te schrijven, of zulke dingen,
en het heeft dan ook lang geduurd, voor ik er toe overging een paar riem papier extra te bestellen, en het werk aan te vangen,
dat gij, lieve lezer, zoo-even in de hand hebt genomen, en dat ge lezen moet als ge makelaar in koffie zijt, of als ge wat anders zijt.
Niet alleen dat ik nooit iets schreef wat naar een roman geleek, maar ik houd er zelfs niet van, iets dergelijks te lezen, omdat ik een man van zaken ben.
Sedert jaren vraag ik mij af, waartoe zulke dingen dienen, en ik sta verbaasd over de onbeschaamdheid, waarmede een dichter of romanverteller u iets op de mouw durft spelden, dat nooit gebeurd is, en meestal niet gebeuren kan.
Als ik in mijn vak - ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht No 37 - aan een principaal - een principaal is iemand die koffie verkoopt - een opgave deed, waarin maar een klein gedeelte der onwaarheden voorkwam, die in gedichten en romans de hoofdzaak uitmaken, zou hij terstond Busselinck & Waterman nemen.
Dat zijn ook makelaars in koffie, doch hun adres behoeft ge niet te weten.
Ik zeg waarheid en gezond verstand, en hier blijf ik bij. Voor de Schrift maak ik natuurlijk een uitzondering. Nederland is Nederland gebleven omdat onze oude lui goed op hun zaken pasten, en omdat ze het ware geloof hadden. Dat is de zaak!
DROOGSTOPPEL ONTMOET SJAALMAN
(Er klinken Live: 8x Kerkklokken . Sjaalman komt Droogstoppel tegemoet)
Droogstoppel
(Vertellend naar het publiek. Sjaalman is op
met een groot pak verpakt in bruin pakpapier))
Voor enige tijd kom ik 's avonds door de Kalverstraat. Daar viel mij een heer in 't oog, die daarnaast voor een boekwinkel stond en me bekend voorkwam. Hij scheen ook mij te herkennen, want onze blikken ontmoetten elkander gedurig.
Droogstoppel
(Hij geeft Sjaalman een adreskaartje)
Last
& Co,
makelaars in koffie, Lauriergracht No 37.
Sjaalman
(Leest)
‘Ik dank u, maar ik heb me vergist. Ik dacht het genoegen te hebben een ouden schoolkameraad voor me te zien, maar... Last? Dit is de naam niet.
Droogstoppel
Pardon, ik ben meneer Droogstoppel, Batavus Droogstoppel. Last en Co is de firma, makelaars
in koffie, Lauriergr...
Sjaalman
Wel, Droogstoppel, kent ge mij niet meer? Zie mij eens goed aan.
Droogstoppel
Zyt gij het, die mij van den Griek hebt verlost?
Sjaalman
Wel zeker, dat was ik. En hoe gaat het U?
Droogstoppel
Goed. We zijn met ons dertienen op kantoor, en…..maar ach.goeien avend verder!
Sjaalman
Beste Droogstoppel, ik heb u iets te vragen.
Droogstoppel
(Naar het publiek)
Er ging mij een rilling door de leden. Hij wilde mij iets vragen! Natuurlijk antwoordde ik dat ik geen tijd had, en naar de beurs moest, schoon het avond was. Maar als men zo'n twintig jaren de beurs heeft bezocht...en iemand wil u iets vragen...
Droogstoppel
Het was me bijzonder aangenaam u weer te zien, meneer... r... r! En... èn... èn... ik rekommandeer me! Ik moet hierin.
(Sjaalman keek zuchtte, en vatte opeens een knoop van mijn jas.)..
Ik groette heel beleefd - want beleefd ben ik altijd - en ging de Kapelsteeg in, wat ik anders nooit doe, omdat het niet fatsoenlijk is, en fatsoen gaat mij boven alles. Ik hoop dat niemand het gezien heeft.
scène 3
HET PAK VAN SJAALMAN
(De woonkamer
van Droogstoppel. Mevrouw Droogstoppel serveert koffie. Het pak’ met de beschreven papieren,
in bruin pakpapier verpakt, ligt op tafel. Zijn vrouw en stageair Stern zitten
in een stoel en lezen uit het pak.)
3. Kamermuziek
Droogstoppel
(Vertelt
tekst aan publiek en leest uit de brief)
Den
volgenden dag ontving ik een brief met een groot pak. Ik zal u den brief laten
lezen:
Waarde Droogstoppel!
Ik vind dat hy wel had kunnen zeggen: Weledele Heer Droogstoppel, omdat ik makelaar ben.
Ik ben gisteren ten-uwent geweest met het doel u een verzoek te doen. Ik geloof dat gy in goede omstandigheden verkeert...
Dit is
waar: we zyn met ons dertienen op 't kantoor.
...en ik wenschte gebruik te maken van uw krediet, om een zaak tot-stand te brengen, die voor my van groot gewicht is.
...tot het besluit gekomen u te vragen of ge voor my by een boekhandelaar zoudt willen borg-staan voor de kosten eener eerste uitgave, al ware het slechts van een klein boekdeeltje. Ik laat de keus van die eerste proeve geheel aan u over. In het pak dat hiernevens gaat, zult ge vele handschriften vinden, en daaruit zien dat ik veel gedacht, gewerkt en bygewoond heb...
Ik heb
nooit gehoord dat hy zaken deed.
In afwachting van een vriendelyk antwoord, noem ik my uw ouden school-makker...
En
zijn naam stond er onder. Maar dien verzwijg ik, omdat ik er niet van houd,
iemand in opspraak te brengen.
scène 4
OVER DE INHOUD VAN HET PAK VAN SJAALMAN
(Droogstoppel,
zijn vrouw en zijn stagiair Stern presenteren het publiek en noemen beurtelings
een paar verhandelingen)
Droogstoppel
Ik vond daar verhandelingen en
opstellen:
Droogstoppel/
Mevrouw Droogstoppel/ Stern
Over
het Sanskrit, als moeder van de germaansche
taaltakken.
Over
de kansrekening.
Over
de staatkunde van Rusland.
Over
de wenschelykheid der afschaffing van strafbepalingen op laster.
Over
de zwaarte van het licht.
Over
den achteruitgang der beschaving sedert het ontstaan
des Christendoms. (Hè?)
Over
den Emile van Rousseau.
Over
witte mieren.
Over
het tegennatuurlijke van School-Inrichtingen.
Over
de prostitutie in het huwelijk. (Dat is een schandelijk stuk.)
Over
het schijnbaar overwicht der westersche beschaving.
Over
bemiddeling in den handel. (Dit bevalt me volstrekt niet. Ik geloof dat hy de
makelaars wil afschaffen. Maar ik heb het toch terzijde gelegd, omdat er
een-en-ander in voorkomt, dat ik gebruiken kan voor mijn boek.)
Over
successierecht, een der beste belastingen.
Over
de uitvinding der kuisheid. (Dit begrijp ik niet.)
Over
de rekenkunde by de Romeinen.
Over
besmettelyke ziekten.
Over
den moorschen bouwtrant.
Over
de lengte op zee. (Ik denk dat op zee alles wel even lang zal wezen als op 't land.)
Over
de plichten van de Regeering omtrent publieke
vermakelykheden.
Over
de overeenstemming tusschen de schotsche en friesche talen.
Over
landbouwkontrakten op Java.
Over
de volksletterkunde in javaansche rhapsoden.
Over
de apokriefe boeken.
Over
de wetten van Solon, Lykurgus, Zoroaster en Confucius.
Over
de ouderlyke macht.
Over
Shakespeare als geschiedschryver.
Over
de slaverny in Europa. (Wat hy hiermee bedoelt, begryp ik niet. Nu, zoo is er
meer!)
Over
het doorgraven der landengte van Suez, en de gevolgen daarvan.
Over
de skandinavische Edda.
Over
de vereering van Schiller en Goethe
in den duitschen middelstand.
Over
het recht van opstand by onderdrukking. (Dit was in 't
javaansch. Ik ben dien titel eerst later te weten gekomen.)
Over
ministerieele verantwoordelykheid.
Over
het recht van een volk, te eischen dat de opgebrachte belasting
ten-zynen-behoeve worde aangewend. (Dat was weer in 't
javaansch.)
Over
het bestaan van een onpersoonlyken God in de harten der menschen.
(Een
infame leugen!)
Over
een constitutie voor het Rijk INSULINDE. (Ik heb
nooit van dat Rijk gehoord.)
Over
ebbe en vloed der beschaving.
Over
bevoorrechte Handelmaatschappyen. (Hierin komt een-en-ander voor, dat ik noodig
heb voor myn boek.)
Over
de plaats waar de dag aanvangt. (Dit begryp ik niet.)
Over
persoonlyke begrippen als maatstaf der verantwoordelykheid in de zedelyke
wereld. (Bespottelyk! Hy zegt dat ieder zyn eigen rechter moet wezen. Waar zou
dat heen?)
Over
de niet-etende bevolking van het eiland Rotti by Timor. (Het moet daar goedkoop
leven zyn.)
Over
het menschen-eten der Battah's, en het koppensnellen der Alfoeren.
Over
de onwaarde van het onderwys op de zoogenaamde hoogescholen.
Over
den samenhang der zintuigen. ('t Is waar, toen ik hem
zag, rook ik rozenolie.)
Over
den puntwortel van den koffiboom. (Dit heb ik ter-zy gelegd voor myn boek.)
Over
de toekomst van den Nederlandschen handel. (Dit is eigenlyk 't
stuk dat me bewogen heeft, myn boek te schryven. Hy zegt dat er niet altyd
zulke groote koffiveilingen zullen gehouden worden, en ik leef voor myn vak.)
Over
Genesis. (Een infaam stuk!)
Over
de geheime genootschappen der Chinezen.
Over
waarheid in poëzie. (Wel zeker!)
Over
den prys van de Java-koffi. (Dit heb ik ter-zy gelegd.)
Over
een europeesch muntstelsel.
Over
den invloed van de vermenging van rassen op den geest.
Over
het standhouden van aziatische gewoonten. (Hy beweert
dat Jezus een tulband droeg.)
Over
de denkbeelden van Malthus omtrent
het cijfer der bevolking in verband met de onderhoudsmiddelen.
Over
de havenhoofden te Batavia, Samarang en Soerabaja.
Over
de verhouding der Europesche ambtenaren tot de Regenten op Java. (Hiervan komt
een-en-ander in myn boek.)
Over
de kracht der dwaling.
Over
het zoutmonopolie op Java.
Over
de wormen in den sagopalm. (Die worden, zegt hy, gegeten... bah!)
Over
de armoede der schilderkunst.
Over
de misdaden der Europeërs buiten Europa.
Droogstoppel/
Stern
Ik had, enige stukken terzij gelegd, omdat ze mij toeschenen in mijn vak te pas te komen, en voor mijn vak leef ik. Eén ding staat vast: de bouwstoffen die ik in Sjaalmans pak gevonden had, waren belangrijk voor de makelaars in koffie.
Maar, dacht ik, als ik mijn boek door de stageair Stern schrijven liet?
We stelden dus vast:
1. Dat hij alle weken een paar hoofdstukken zou leveren voor mijn boek.
2. Dat ik in zijn geschrijf niets zou veranderen.
3. Dat Frits de taalfouten verbeteren zou.
4. Dat ik nu en dan een hoofdstuk schrijven zou, om aan 't
boek een solide voorkomen te geven.
5. Dat de titel zou wezen: De koffieveilingen der Nederlandsche Handel Maatschappij.
6. Dat Marie het net-afschrift zou maken voor de druk, maar dat men geduld met
haar hebben zou, als de was kwam.
7. Dat de afgewerkte hoofdstukken elke week op de krans zouden worden
voorgelezen.
8. Dat alle onzedelijkheid zou worden vermeden.
9. Dat mijn naam niet op de titel zou staan, omdat ik makelaar ben.
10. Dat Stern een Duitse, een Franse, en een Engelse
vertaling van mijn boek zou mogen uitgeven.
11. Dat ik Sjaalman een riem papier, een gros pennen, en een kruikje inkt
zenden zou.
Ik nam met alles genoegen, want er was grote haast bij mijn
boek. Stern had de volgende dag zijn eerste hoofdstuk gereed, en ziedaar,
lezer, de vraag beantwoord, hoe 't komt dat een
makelaar in koffie -- Last & Co., Lauriergracht No 37 -- een boek schrijft, dat op een
roman gelijkt.
(Tegenover publiek)
Ik verzoek nu den lezer de volgende hoofdstukken door te bijten, dan beloof ik naderhand weer iets van meer solide aard, van mij, Batavus Droogstoppel, makelaar in koffie: Last & Co, Lauriergracht, No 37.
(Er vind een decor/licht wissel plaats, naar het
achtertoneel met de overdekte veranda. Grote tropische kunstplanten. Het
19e eeuws koloniale huis van Havelaar in Lebak, Java. Een koets
(Stelling) . Links- voor een serie Wayang kolek poppen, wit speelvlak en
Gamelan instrumenten. Tijdens de scenes op Java klinken tropische
krekelgeluiden).
(De Kraton van de Adipatti.
extra-scène 5B.
DIA/FILMBEELDEN II 19E EEUWS JAVA
(5. Tropische oerwoudgeluiden en zachte Gamelanmuziek
Java wereldmuziek 5 (7’12’’ ). Filmbeelden op een scherm van eerst
Nederlands-Indisch koloniale beelden, overgaand in zwart-wit filmbeelden van
het 20e eeuws kolonialisme)
scène 6
WACHTEN BIJ DE PENDOPO
( Verbrugge en
de regent, Adipatti wachten onder de Pendopo. Verbrugge wandelt rond.
De regent,
Adipatti zit op zijn mat. 6.Krekelgeluiden. Echos of nature1)
Verbrugge
Het
gaat weer regenen.
Adipatti
Ja,
meneer de controleur, het
is west-moesson
(beiden
zwijgen)
Adipatti
(Hij bestrijkt
een betelblad met kalk)
De weg zal moeilijk zijn na zoveel regen.
Verbrugge
In 't Pandeglangse is de weg zo slecht niet,
Ja, er is veel volk in Pandeglang.
Dat is waar, we hebben weinig volk hier, maar...
(Kijkt hem aan ziet de reiswagen komen, staat op en roept).
Resident (Vanuit de wagen)
Als 't u belieft, mevrouw!
Max Havelaar (Vanuit de wagen)
Resident!
(De resident
van Bantam in vol ornaat stapt uit, gevolgd door Max Havelaar en daarna zijn
vrouw Tine met een kind/ pop
op de arm)
scene7
ONTVANGST VAN MAX HAVELAAR IN LEBAK
(Men schud elkaar de hand)
Waarlijk, meneer de Adipatti, ik ben boos op U dat ge U zoveel moeite gegeven hebt om mijnentwil! Ik dacht U
eerst te Rangkas-Betoeng aan te treffen.
Adipati
Ik wenste de heer assistent-resident zo spoedig mogelijk te zien om vriendschap
te sluiten,
Havelaar
Zeker, zeker, ik voel me zeer vereerd! Maar ik zie niet gaarne iemand van uw
rang en uw jaren zich al te veel inspannen. En te paard nogal!
Ja, meneer de assistent-resident!
Waar de dienst me roept, ben ik nog altijd vlug en sterk.'
Havelaar
Dit is teveel van uzelf gevergd! Nietwaar, resident?
Resident
De heer Adipati. Is. Zeer…
Havelaar
Goed, maar er is een grens.
Resident
`IJverig,.
Havelaar
Goed, maar er is een grens, Als u 't goed vindt,
resident, zullen we plaats in de wagen maken. De baboe kan hier blijven, we
zullen haar een tandoe zenden van Rangkas-Betoeng. Mijn vrouw neemt Max op de
schoot ... nietwaar, Tine? En dan is er plaats genoeg.
Resident
Het. Is. Mij.
Havelaar
Verbrugge, we zullen ook u passage geven, ik zie niet in ...
Wel!.
Ik zie niet in waarom ge zonder
noodzaak te paard door de modder zoudt klepperen ... er is plaats genoeg voor
ons allen. Max ... kijk eens, Verbrugge, is dat niet een aardig kereltje? Dat is mijn kleine jongen ... dat is Max!
Havelaar
(Anderen stappen in. Havelaar fluistert tot Verbrugge)
Is de regent altijd zo dienstijverig?'
Verbrugge
't Is een kras man voor zijn jaren, meneer Havelaar,
en u begrijpt dat hij gaarne een goede indruk op u maken zou.
Ja, dat begrijp ik. Ik heb veel goeds van hem gehoord ...
hij is beschaafd, nietwaar?'
Verbrugge
O ja ...
Havelaar
En hij heeft een grote familie?
(Verbrugge zag Havelaar aan, als begreep hij deze overgang niet)
Havelaar
Hij heeft een grote familie?
Verbrugge
Ja, hij heeft een zeer uitgebreide familie.
Havelaar
En zijn er medjids in aanbouw in de Afdeling?'
Er wordt veel aan moskeeën gearbeid.
Havelaar
Ja, ja, dit wist ik wel! En zeg me nu eens, of er veel achterstand is in de
betaling van de landrenten?
Verbrugge
`Ja, dat kon wel beter zijn ...'
Havelaar
Juist, en vooral in het district Parang-Koedjang,... Ook
de veestapel gaat niet vooruit ... dat is een slecht teken, Verbrugge! Wat
drommel, zie dat paard eens springen, ik geloof dat het koldert ...
Ik beveel me zeer aan voor uw medewerking, meneer Verbrugge! Alles saamgenomen houd ik hem voor een
persoon die inschikkelijkheid verdient ... de regent, meen ik. Ik ben zeer blij
dat hier alles zo achterlijk en armoedig is, en ... hoop hier lang te blijven.
(Zij keren
terug naar de reiswagen en stijgen in)
Heeft U met de heer Havelaar gesproken over mevrouw Slotering?
Meneer. Havelaar. Heeft. Gezegd.'
Welzeker, Verbrugge, waarom niet? Die dame kan bij ons blijven. Ik zou niet gaarne ...'
Dat. Het. Goed. Was.
Ik zou niet gaarne mijn huis ontzeggen aan een dame in haar omstandigheden! Zoiets spreekt vanzelf... nietwaar, Tine?'
Vanzelfsprekend
U heeft twee huizen te Rangkas-Betoeng. Er is ruimte in overvloed voor twee families.'
Maar, al was dit zo niet ...
Ik. Durfde. Het. Haar.
Wel, resident er is geen twijfel aan!
Niet. Toezeggen. Want. Het. Is.'
Al waren ze met hun tienen, als ze 't maar voor lief nemen bij ons.
Een. Grote. Last. En. Zij. Is.
Maar het reizen in haar positie is onmogelijk, resident!'
(Een hevige schok van de wind)
Een. Inlandse. Vrouw.'
O, dat is volkomen hetzelfde. Wat al
rozen in den tuin en ziedaar ook rampeh en tjempaka, en zooveel melati,
en zie eens al die schoone lelien...
DE AMBTSEED
(Men
arriveert in de woning van de assistent-resident.
Er is een stokkendans 7. Java )
Resident
(Een
tafel wordt opgesteld. Inzwering als van de Amerikaanse president)
In
de naam des konings en op last van het gouvernement benoem ik den heer Havelaar
tot assistent-resident van de afdeling Banten Kidoel.
(Hij
neemt de eed af)
Bij
de acceptatie van deze functie verklaar ik niemand iets beloofd of gegeven te
hebben
Havelaar
Bij
de acceptatie van deze functie verklaar ik niemand iets beloofd of gegeven te
hebben
Resident
Gehouw
en getrouw zal zijn aan zijne Majesteit den Koning der
Nederlanden;
Havelaar
Gehouw
en getrouw zal zijn aan zijne Majesteit den Koning der
Nederlanden;
Resident
Gehoorzaam
aan zijner Majesteits vertegenwoordiger in de Indische gewesten;
Havelaar
Gehoorzaam
aan zijner Majesteits vertegenwoordiger in de Indische gewesten;
Resident
Stiptelijk
zal opvolgen en doen opvolgen de wetten en bepalingen, die gegeven zijn of
gegeven zullen worden,
Havelaar
Stiptelijk
zal opvolgen en doen opvolgen de wetten en bepalingen, die gegeven zijn of
gegeven zullen worden,
Resident
Dat
ik de inlandsche bevolking beschermen zou tegen onderdrukking, mishandeling en
knevelarij.
Havelaar
Dat
ik de inlandsche bevolking beschermen zou tegen onderdrukking, mishandeling en
knevelarij.
Resident
Mij
in alles gedragen zal gelijk een
goed.assistent-resident betaamt.
Havelaar
En
mij in alles gedragen zal gelijk een
goed.assistent-resident betaamt.
Resident
Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig.
Havelaar
Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig.
(Beiden begeven
zich weer aan tafel).
Resident
(Kijkt op zijn klokje)
Ik. Moet. Mij
excuseren. Ik. Moet. gaan.
Ik. heb. het.
byzonder. druk. .
(Allen af. Donkerslag)
scène 8
(Enthousiast opspelend en indringend vertellend)
Hoofden van Lebak,
Er is veel te arbeiden in uwe landstreek!
Zegt mij, is niet de landman arm?
Zijn er niet vele verkeerdheden in uw land?
Is niet het aantal uwer kinderen gering?
En waarom hoor ik de gamelan niet, die blijdschap spreekt met koperen mond, noch
het gestamp der padi uwer dochters?''
Ik vraag u, hoofden van Banten-Kidoel waarom zijn er zovelen die weggingen, om niet begraven te worden waar ze geboren zijn? Waarom vraagt de boom, waar de man is die hij als kind zag spelen aan zijn voet?'
Hoofden van Lebak Wij allen staan
in dienst des Konings van Nederland. Maar Hy, die rechtvaardig is, en wil dat
wy onzen plicht doen, is vèr van hier. Dertig-maal duizend-maal duizend zielen,
ja, meer dan zooveel, zyn gehouden zyn bevelen te gehoorzamen, maar hy kan niet
wezen naby allen die afhangen van zynen wil.
De
Groote-Heer te Buitenzorg is rechtvaardig, en wil dat ieder zyn plicht doe.
Maar ook deze, machtig als hy is, en gebiedende over al wat gezag heeft in de
steden en over allen die in de dorpen de oudsten zyn, en beschikkende over de
macht des legers en over de schepen die op zee varen, ook hy kan niet zien waar
onrecht gepleegd is, want het onrecht blyft verre van hem.
En
de heer Adhipatti, die Regent is van Zuid-Bantam, wil dat ieder
leve die het goede betracht, en dat er geen schande zy over de landstreek die
zyn regentschap is.
En
ik, die gisteren den Almachtigen God tot getuige nam dat ik rechtvaardig zou
zyn, dat ik zal zyn: ‘een goed assistent-resident’... ook ik wensch te doen wat myn
plicht is.
Hoofden
van Lebak! Dit wenschen wy allen!
Maar
als er soms onder ons mochten zyn, die hun plicht verwaarloozen voor gewin, die
het recht verkoopen voor geld, of die den buffel van den arme nemen, en de
vruchten die behooren aan wie honger hebben... wie zal
ze straffen?
Als
een van u het wist, hy zou 't beletten. En de Regent
zou niet dulden dat zoo-iets geschiedde in zyn regentschap. En ook ik zal het
tegengaan waar ik kan. Maar als noch gy, noch de Adipatti, noch ik het
wisten...
Hoofden
van Lebak! Wie toch zal dan recht doen in Bantan-Kidoel?
(Max Havelaar buigt, de hoofden buigen terug.
Hij keert zich tot Verbrugge).
Havelaar
Kom,
Verbrugge, ga nog niet naar huis! Kom... een glas Madera?
(De
hoofden bogen voor hem)
Tine,
ik wil madera drinken, Verbrugge ook.
Regent,
laat hooren, wat hebt ge toch aan den Kliwon
over myn kleinen jongen gezegd?
Adipatti
Mintah ampong mynheer de assistent-resident, ik bezag
zyn hoofd, omdat mynheer gesproken had.
Havelaar
Wat drommel heeft zyn hoofd daarmee te maken?
Adipatti
(Tine schoof by)
Mynheer, ik zeide tot den Kliwon dat de
Sienjo een koningskind was.
Adipatti
(Bestudeert
het hoofd van de kleine Max, pop)
Kijk.
De kruin met de
dubbele haarwervel is bestemd een kroon te dragen.
(Er
valt een stilte. Alleen klinkt zacht de gamelan)
Adipatti
Meneer. Kunnen de gelden die de
belasting-kollekteur tegoed heeft, niet alvast worden uitbetaald?
Verbrugge
Wel neen, mynheer de Adhipatti
weet dat dit niet geschieden mag voor zyn verantwoording afgeloopen is.
Havelaar
Kom,
Verbrugge, laat ons niet lastig wezen. We zullen dat maar uitbetalen... die
verantwoording zal wel goedgekeurd worden.
(De
Adipatti buigt, neemt afscheid en vertrekt. Havelaar gaat onder de veranda.
Verbrugge volgt hem).
Verbrugge
Maar,
dat mag niet! De verantwoording van den kollekteur is nog altijd te Serang
in onderzoek... als nu eens daaraan iets ontbreekt?
Havelaar
Dan leg ik 't er
by
(Havelaar tekent achter zijn bureau het
papier voor de uitbetaling)
Verbrugge,
ik zal je zeggen waarom ik dit doe! De Regent heeft
geen duit in huis: zyn schryver heeft het my gezegd, en bovendien... dat
brusque vragen!
De
zaak is duidelyk.
Bovendien, Verbrugge, er wordt in Lebak gruwelyk misbruik gemaakt van gezag.
(Verbrugge
zwijgt)
Havelaar
Is
niet m'nheer Slotering gestorven in November? Welnu,
den dag na zyn dood heeft de regent volk opgeroepen om zyn Sawahs te
bewerken... zonder betaling!
Havelaar
De
Regent is arm. Is dit waar?
Verbrugge
Ja, dit is zoo.
Havelaar
Hy heeft niets dan zyn traktement.
Verbrugge
Ja, ik weet het.
Havelaar
Veel leden van zyn familie - scharen zich
als een plunderbende om hem heen, en persen hem geld af. Is dit waar?
Verbrugge
't Is de waarheid.
Havelaar
En als zyn kas ledig
is, wat dikwyls gebeurt, nemen zy in zyn naam de bevolking af, wat hun
aanstaat. Is dit zoo?
Verbrugge
Ja, het is zoo.
Havelaar
De Regent geeft veel geld uit voor
reiskosten van pelgrims naar Mekka, die hem allerlei vodden van relieken,
talismans en djimats terugbrengen. Is 't
niet zoo?
Verbrugge
Ja, dat is waar.
Havelaar
Maar, ik wil myn plicht doen met
zachtheid.
Je bent een braaf mensch... ook dit weet
ik. Maar waarom heb je my niet gezegd dat hier zooveel verkeerds was?
Verbrugge
M'nheer Havelaar, ik heb nooit gediend
onder iemand als u. Ge hebt iets zeer bijzonders, neem
het me niet kwalijk.
Havelaar
Volstrekt
niet! Ik weet wel dat ik niet ben als alle menschen, maar wat doet dit tot de
zaak?
Verbrugge
Dat doet er dit toe, dat u iemand
begrippen en denkbeelden meedeelt, die vroeger niet bestonden.
Havelaar
Neen! Die ingesluimerd waren door den
vervloekten officieelen slender die zyn styl zoekt in ‘ik heb de eer’
en de rust van zyn geweten in ‘de hooge tevredenheid van de Regeering’.
Neen, Verbrugge! Heb ik je by-voorbeeld heden morgen in de Sebah iets
nieuws verteld?
Verbrugge
Neen, nieuws niet, maar u sprak anders
dan anderen.
Havelaar
Ja, dat komt... ik spreek te-hooi en
te-gras. Maar je zoudt me zeggen waarom je tot-nog-toe zoo berust hebt in alles
wat er verkeerds was in Lebak.
Verbrugge
Ik heb nooit zoo den indruk gehad van een
initiatief. Bovendien, dat alles is altyd zoo geweest in deze streken.
Havelaar
Ja, ja, dat weet ik wel! Ieder kan geen
profeet of apostel wezen...
Maar je wilt toch wel je plicht doen?
Verbrugge
Zeker! Vooral bij u. Maar niet ieder zou dit zoo streng vorderen of zelfs goed opvatten, en dan komt
men zoo ligt in de positie van iemand die windmolens bestrijdt.
Havelaar
Neen! Dan zeggen zy die 't onrecht liefhebben omdat ze daarvan leven, dat er geen onrecht
was . M'nheer Slotering was een bekwaam en eerlyk man: hy wist wat er
omging, hy keurde het af en verzette zich er tegen... ziehier!
(Havelaar
nam uit een portefeuille twee vellen papier, en deze aan Verbrugge tonend)
Wiens hand is dit?
Verbrugge
Dat is de hand van m'nheer Slotering.
Havelaar
Juist! Kladnotaas, bevattende blykbaar
onderwerpen waarover hy met den resident spreken wilde. Daar lees ik...
12o Over het misbruik dat door de regenten en mindere hoofden van de bevolking wordt gemaakt.
15o Dat
vele personen van de familien en bedienden der inlandsche hoofden op de
uitbetalingstaten voorkomen, die inderdaad geen deel nemen in de kultuur,
De verloop van volk te Parang-Koedjang is alleen toeteschrijven aan het verregaand misbruik, dat van de bevolking wordt gemaakt.’
Verbrugge
Het is waar, de heer Slotering heeft den
resident dikwijls over dat alles gesproken.
Havelaar
En wat volgde daarop?
Verbrugge
Dan werd de Regent geroepen: er werd geaboucheerd...
Havelaar
Juist! En verder?
Verbrugge
De Regent ontkende gewoonlijk alles. Dan
moesten er getuigen komen... niemand durfde tegen den Regent getuigen... och,
m'nheer Havelaar, die zaken zijn zoo moeielijk!
Mynheer Slotering had er veel ergernis
over, hij schreef scherpe brieven aan de Hoofden...
Havelaar
Ik heb ze gelezen...
Verbrugge
En ik heb hem dikwyls hooren zeggen dat
hy, als er geen verandering kwam, en als de resident niet doortastte,
zich rechtstreeks zou wenden tot den Gouverneur-generaal.
Havelaar
Daaraan zou hy zeer verkeerd hebben
gedaan. De resident was zyn chef dien hy in geen geval mocht voorbygaan. Het is
toch niet te veronderstellen dat de resident van Bantam onrecht en
willekeur zou goedkeuren?
Verbrugge
Goedkeuren... neen! Maar men klaagt niet gaarne by de
Regeering een Hoofd aan.
Havelaar Ik klaag niet gaarne iemand aan, wien
ook, maar als 't moet, een Hoofd zoo goed als
een ander. Morgen ga ik den Regent bezoeken.
Je bent een eerlyk man, dit weet ik, maar
je bent beschroomd.
... en nu, blyf by ons eten: we hebben hollandsche
bloemkool in blik... maar alles is zeer eenvoudig, (Beiden af.)
(8.Gamelan Java wereldmuziek 1: Op het voortoneel vind op een witte doek een Wayang poppenspel plaats met een cameraprojectie op het scherm, waarin het verhaal van Saidjah en de buffel wordt vertelt. Stern vertelt. Enkele poppen, een miniatuur buffel, ruiters te paard)
Saïdjah's vader heeft een buffel, waarmede hij zijn veld bewerkt.
Wanneer ook deze buffel van hem is afgenomen door het distriktshoofd van Parang-Koedjang is hy zeer bedroefd, en spreekt geen woord, vele dagen lang.
Dan neemt Saïdjah's vader een kris, die poesaka is van zyn vader.
Hy verkoopt deze kris aan een Chinees die op de hoofdplaats woont, en komt te-huis met vier-en-twintig gulden, voor welk geld hy een anderen buffel koopt.
Saïdjah, zeven jaar oud, heeft met den nieuwen buffel spoedig vriendschap gesloten.
Eens, in 't veld, roept Saïdjah te-vergeefs zyn buffel toe, wat spoed te maken. Het dier staat pal.
‘’Vlucht, vlucht’’, roepen op-eenmaal Adinda's broertjes, ‘’Saïdjah, vlucht! Daar is een tyger!’’
Een onverwachte sprong van den buffel heeft Saidjah 't evenwicht benomen en ter-aarde geworpen. De tyger is zeer na...
Saïdjah's buffel, voortgedreven door eigen vaart, schiet enige sprongen voorby de plek waar zyn kleine meester den dood wacht. keert terug, zet zyn lomp lyf op zyn lompe pooten als een dak over het kind, en keert zyn gehoornde kop naar den tyger.
Deze springt... maar hy springt voor 't laatst. De buffel vangt hem op zyn hoornen, en verliest slechts wat vleesch dat de tyger hem uitslaat aan den hals. De aanvaller ligt daar met opengescheurde buik, en Saïdjah is gered.
Wanneer deze buffel aan Saïdjah's vader is afgenomen, en geslacht...telt Saïdjah twaalf jaar, en Adinda weeft sarongs, en batikt die met puntige kapala.
Eenigen tyd daarna vlucht Saïdjah's vader uit het land. Want hy is zeer bevreesd voor de straf als hy zyn landrenten niet betalen kan, en hy heeft geen poesaka meer om een nieuwen buffel te koopen
Saïdjah's moeder sterft van verdriet, dan maakt zyn vader in een moedeloos oogenblik zich weg uit Lebak en uit Bantam, om werk te zoeken in 't Buitenzorgsche. Hy wordt met rottingslagen gestraft omdat hy Lebak verlaten heft zonder pas. In Badoer wordt hij in de gevangenis geworpen Maar hy is niet lang gevangen, wyl hy kort daarop sterft
(Licht dooft. Einde poppenspel)
scène 9
Droogstoppel
(Stern zit aan tafel te lezen in het pak van Sjaalman)
De lezer begrijpt dat ik
hier niet spreek van mijn boek.
Ge weet dat ik makelaar in koffie ben -- Lauriergracht
No 37 -- en dat ik alles over heb voor mijn vak. Ieder zal dus kunnen nagaan,
hoe weinig ik tevreden was met het werk van Stern. Ik had op koffie gehoopt, en
hij gaf ons ... ja, de hemel weet, wàt!
Met bevreemding heb ik uit
Sterns geschrijf vernomen dat er in die
Afdeling Lebak geen koffie wordt geplant. Dat pak van
Sjaalman is een waar Trojaans paard.
DE PREEK VAN DOMINEE WAWELAAR
(Er klinkt 9.
Bach 1 orgelmuziek(2x).
Dominee
Wawelaar komt op en houdt een preek van de bid/preekstoel)
Maar, geliefden, God is een God van liefde!
Hij wil niet dat de zondaar verloren ga, maar dat hij zalig worde met de genade, in Christus, door het geloof!
En daarom is Nederland uitverkoren om van die rampzaligen te redden
wat er van te redden is!
Dáártoe heeft Hij in Zijn onnaspeurlijke Wijsheid aan een land, klein van omvang, maar groot en sterk door de kennisse Gods, macht gegeven over de bewoners dier gewesten, opdat zij door het heilig nooit volprezen Evangelium worden gered van de straffen der helle!
De schepen van Nederland bevaren de grote wateren, en brengen beschaving, godsdienst, Christendom, aan den verdoolden Javaan! Neen, ons gelukkig Nederland begeert niet voor zich alleen de zaligheid: wij willen die ook mededelen aan de ongelukkige schepselen op verre stranden, die daar gebonden liggen in de kluisters van ongeloof, bijgeloof en zedeloosheid.
(Op het voortoneel recht op het publiek)
Ik
verbeeld me dat uwe vrouw vraagt: ‘is er nogal wat aan dat boek?’
En ge zegt bijvoorbeeld.
Hm... zóó... ik weet nog niet.
Welnu,
barbaar, lees verder! Het belangryke staat juist voor de deur.
En
met een bevende lip staar ik u aan, en meet de dikte van de omgeslagen bladen,
en ik zoek op uw gelaat naar den weerschyn van 't
hoofdstuk ‘dat zoo mooi is...
Och,
ze schrijven zoo véél tegenwoordig!
Maar
weet ge dan niet, ondier, tijger, Europeaan,
lezer, weet ge dan niet dat ge daar een uur hebt doorgebracht met bijten op mijn
geest als op een tandenstoker?
Met
knagen en kauwen op vleesch en been van uw geslacht?
Menscheneter,
daarin stak mijn ziel, mijn ziel die ge hebt
vermaald als eens gegeten gras!
't Was mijn hart dat ge daar hebt
opgeslikt als een versnapering!
Want
in dat boek had ik dat hart en die ziel neergelegd, en er vielen zooveel tranen
op dat handschrift, en mijn bloed week weg uit de jâren naarmate ik voort
schreef, en ik gaf u dat alles, en dat kocht ge voor
weinige stuivers... en ge zegt: hm!
(Indische
bediende komt op met ‘Pauzebord’
10.
Pauzemuziek is CD Indische muziek
(Er vind een
decor/lichtwisseling plaats, naar het achtertoneel met de veranda. Grote
tropische planten. De veranda van het Nederlands-Indische huis van de
assistent-resident Max Havelaar in Lebak, Java).
scène 11
SCHADUWSPEL:
VERHAAL VAN DE JAPANSE STEENHOUWER
(Een schaduwspel achter
het koetsscherm met 11.Japanse fluit Deshima 14. Er klinkt de stem van
de verteller Stern).
Er was een man die steenen hieuw uit de rots. Zyn arbeid was zeer zwaar, en hy arbeidde veel, doch zijn loon was gering, en tevreden was hij niet.
Hy riep: och, dat ik rijk ware, om te rusten op een baleh-baleh met klamboe van roode zyde.
En er kwam een engel uit den hemel, En hy wàs ryk. En hy rustte op een baleh-baleh, en de klamboe was van roode zyde.
En de koning des lands toog voorby, met ruiters voor zyn wagen. en men hield den gouden pajong boven het hoofd van den koning. En toen de ryke man dit zag, verdroot het hem dat er geen gouden pajong werd gehouden boven zyn hoofd.
En.hij riep: ik wenschte koning te zyn. En er kwam een engel uit den hemel,
En hy wàs koning.
En de zon scheen met heete stralen, en verbrandde het aardryk, En de koning klaagde dat de zon hem schroeide in het gelaat, en macht had boven hem. Hy wenschte de zon te zyn.
En er kwam een engel uit den hemel, En hy wàs de zon.
En een wolk stelde zich tusschen de aarde en hem, en de stralen van de zon stuitten daarop terug. En hy werd toornig en hy klaagde dat die wolk machtig was boven hem.
Hy wilde de wolk zyn, En er kwam een engel uit den hemel, En hy werd een wolk,
En de wolk regende in groote druppen op het aardryk, En hy viel neer op een rots, die niet week. En hy klaterde in groote stroomen, maar de rots week niet.
Hy riep: aan die rots is macht gegeven boven my. Ik wenschte die rots te zyn.
En er kwam een engel uit den hemel, En hy wèrd rots,
En daar kwam een man met houweel, en met puntigen bytel, en met zwaren hamer, die steenen hieuw uit de rots. En de rots zeide: wat is dit, dat die man macht heeft boven my, en steenen houwt uit myn schoot? .. ik wenschte die man te zyn.
En er kwam een engel uit den hemel, En hy was een steenhouwer.
En hy hieuw steenen uit de rots, met zwaren arbeid voor weinig loons,
en hy was tevreden.’
scène 12
DE KALKOEN VAN PADANG
(Een Indische bediendemaakt een dekorwissel. Hij dekt de tafel en
dient de soep op.
De eettafel met Havelaar, Tine, Verbrugge en Duclari. 12.
Geluid: Tropische oerwoud, krekelgeluid, Echos of nature 1)
`Beste Max, ons dessert is zo schraal. Zou je niet... je weet wel... Madame Geoffrin?'
`Nog wat vertellen, in plaats van gebak? Wat drommel, ik ben hees. De beurt is aan Verbrugge.'
Tine
`Ja, meneer Verbrugge! Lost u Max wat af,'
Verbrugge
`Er was eens een man, die een kalkoen stal...'
Havelaar`
O, deugniet, dat heb je van Padang!
Verbrugge
En hoe is 't verder?' `'t Is uit. Wie kent het slot van die historie?'
Havelaar
`Wèl, ik! Ik heb hem opgegeten, samen met... iemand. Weet je waarom ik te Padang gesuspendeerd was?'
Verbrugge
`Men zei dat er een deficit was in uw kas te Natal,'
Havelaar
Dit was niet geheel onwaar, …
Tine
(roept bediende)
Traoessa,. `
Havelaar
Wàt hoeft niet?'
Tine
Ik had gezegd nog iets gereed te maken in de keuken ... een omelet of zoiets.'
Havelaar
Ah! En dat hoeft niet meer nu ik van mijn gekheden begin?
Verbrugge, wat kies je, je aandeel in de omelet of de historie?'
Verbrugge
`Dat is een moeilijke positie voor een beleefd mens,
Duclari
En ook ik zou liever niet kiezen,`want het is hier te doen om een uitspraak tussen meneer en mevrouw, en: entre l'écorce et le bois, il ne faut pas mettre le doigt.'
Tine
Ik zal u helpen, heren, de omelet is...'
Duclari
`Mevrouw,' de omelet zal toch wel zoveel waard zijn als...'
`Als de historie? Zeker als ze wat waard was! Doch er is een bezwaar...'
Verbrugge
Ik wed dat er nog geen suiker in huis is, Och, laat toch bij mij halen wat ge nodig hebt!'
Tine
Suiker is er... van mevrouw Slotering. Nee, daaraan hapert het niet. Als de omelet overigens goed was, zou dat geen bezwaar zijn, maar...'
Duclari
Hoe dan, mevrouw, is ze in 't vuur gevallen?'
Tine
Ik wou dat het waar was! Nee, ze kan niet in 't vuur vallen. Ze is...
Havelaar
Maar Tine, wat is ze dan toch?'
Tine
`Ze is imponderabel, Max, als je vrouwen te Arles... wezen moesten! Ik heb geen omelet ... ik heb niets meer!'
Duclari
Dan in 's hemelsnaam de historie!
Tine
Maar koffie hebben we.
Havelaar
Goed! Koffiedrinken in de voorgalerij, en laat ons mevrouw Slotering met de meisjes daarbij roepen,'
(Het kleine gezelschap toog naar buiten)
Tine
`Ik gis dat ze bedanken zal, Max! Je weet dat ze ook liever niet met ons eet, en ik kan haar geen ongelijk geven.'
Havelaar
Ze zal gehoord hebben dat ik histories vertel en dat heeft haar afgeschrikt.
Tine
Welnee, Max, dat zou haar niet deren: ze verstaat geen Hollands. Nee, ze heeft mij gezegd dat ze haar eigen huishouding wil blijven voeren, en dit begrijp ik heel goed.
Bovendien, ze komt me wat mensenschuw voor. Verbeeld je dat zij alle vreemden die 't erf betreden, laat wegjagen door de oppassers...'
Duclari
Ik verzoek om de historie of de omelet,
Verbrugge
Ik ook!. `Uitvluchten worden niet aangenomen. We hebben aanspraak op een volledig maal, en daarom eis ik de geschiedenis van de kalkoen.
Havelaar
Die heb ik je reeds gegeven, Ik had het beest gestolen van de generaal Vandamme, en heb 't opgegeten... met iemand.
Tine
`Voor die ``iemand'' ten hemel voer,
Havelaar
Voor die iemand ten hemel voer.
Duclari
Nee, dat is tricheren,`We moeten weten waarom ge die kalkoen ... weggenomen hebt.'
Havelaar
Wèl, omdat ik gebrek leed, en dat was de schuld van de generaal Vandamme die me gesuspendeerd had.
Verbrugge
Als ik er niet meer van te weten krijg, breng ik een volgende keer zelf een omelet mee,.
Havelaar
Geloof me, er stak niets meer achter dan ... Hij had zeer véél kalkoenen, en ik had niets. Men dreef die dieren voorbij mijn deur... ik nam er een, en zei tot de man die zich verbeeldde er op te passen: ``Zeg de generaal dat ik, Max Havelaar, deze kalkoen neem omdat ik eten wil.''`
Duclari
Maar wat deed hij na 't ... na 't ... wegnemen van die kalkoen? 't Was toch ... een diefstal!'
Havelaar
`Hij strafte me vreselijk! Aan de man die op de kalkoenen passen moest, liet hij gelasten voortaan een andere weg te kiezen. Hij zei niets, en deed niets! Ziet ge, dit was wreed! Hij gunde me niet het minste martelaars-air, Ik heb 't nooit weer gedaan!'
(Allen lachen)
scène 13
GENERAAL VANDAMME
(Het gezelschap
loopt af)
Havelaar
Weet je nog wat ik te Tjiandjoer kwam doen, Tine?'
Tine
`Nee, Max, dat is me glad ontgaan.'
Havelaar
`Wie kan ook alles onthouden? Ik ben daar getrouwd, heren!'
Duclari
`Maar, mag ik vragen of 't waar is dat ge te Padang zo dikwijls geduelleerd hebt?'
Havelaar
Ja, zeer dikwijls, en daartoe was aanleiding….
(Er verschijnt een Javaanse bediende, die Havelaar iets toefluistert. Havelaar knikt)
Maar heren ik moet mij excuseren.
scène 14
(Max Havelaar gaat in de koets zitten. 13. Een
bewegende zwart-wit film met beelden III van
de Sawas en Rijstvelden op Java. Java wereldmuziek 6)
Akte 5
AMSTERDAM 1860
(Een 19e eeuws huiskamer decor met een
klassieke houten tafel en stoel. Op de achtergrond een diabeeld van een 19e
eeuws Amsterdams stadsbeeld)
scene 15
OVER DE TERREUR VAN DE REGENT
Stern
(Wayang
poppenspel met live-gamelan)
Wat er van de klagers werd? Wie vluchten kon, vluchtte. Dáárom zwierven er zooveel Bantammers in de naburige provinciën! Dáárom waren er zooveel bewoners van Lebak onder de opstandelingen in de Lampongsche distrikten! Dáárom had Havelaar in zyn toespraak aan de Hoofden gevraagd: ‘wat is dit, dat er zooveel huizen ledig staan in de dorpen, en waarom verkiezen velen de schaduw der Bossen elders, boven de koelte der wouden van Bantan-Kidoel?’
Doch niet ieder kon vluchten. De man wiens lyk 's morgens de rivier afdreef, nadat hy den vorigen avend, in 't geheim, schoorvoetend, angstig, verzocht had om gehoor by den assistent-resident... hy had geen behoefte meer aan vlucht.
scène 16
A. OVER DE UITBUITING VAN DE JAVAAN
Multatuli
Zie, ik eisch niet - noch verwacht, o Nederlanders! - dat ge daardoor zult aangegrepen zyn in gelyke maat als wanneer ik u het lot schetste van een boer wien men zijn koe ontnam. Ik vraag geen traan by de tranen die er vloeien op zoo donkere gezichten, noch edelen toorn als ik zal spreken van de vertwijfeling der beroofden. Evenmin verwacht ik dat ge zult opstaan, en met myn boek in de hand tot den Koning gaan, en zeggen:
Zie, o Koning, dat geschiedt in uw Ryk, in uw schoon ryk van Insulinde!’
(Er klinkt orgelmuziek Bach
1(2x) Dominee Wawelaar houdt een
preek van de preekstoel)
Zie maar dat God alles zó bestiert, dat rechtzinnigheid tot rijkdom voert.
Zie maar, is er niet veel rijkdom in Nederland? Dat komt door 't geloof.
Is niet in Frankrijk telkens moord en doodslag? Dat is omdat ze daar katholiek zijn.
Zijn niet de Javanen arm? 't Zijn
heidenen. Hoe langer de Hollanders met de Javanen omgaan, hoe meer rijkdom er
zal komen hier, en hoe meer armoede daarginder. Dat is Gods wil zoo!’
Is dit nu niet alsof de Heer zeide: ‘ziedaar dertig miljoen ter beloning van uw geloof’?
Is dit niet duidelijk de vinger Gods, die den boze laat arbeiden om den rechtvaardige te behouden? Is dit niet een wenk om voort te gaan op den goeden weg?
Om ginds veel te laten voortbrengen, en hier te volharden in 't ware geloof?
Heet het niet daarom: ‘bidt en werkt’ opdat wij zouden bidden, en 't werk laten doen door 't zwarte goedje dat geen ‘Onze Vader’ kent?
Droogstoppel
Ik sta verbaasd over Wawelaars doorzicht in zaken. Want het is de waarheid dat ik, die stipt op de godsdienst ben, myn zaken zie vooruitgaan van-jaar tot-jaar, en Busselinck & Waterman, die om God noch gebod geven, zullen knoeiers blyven hun leven lang.
Op Java zullen de gebraden duiven niemand in den mond vliegen: er moet gewerkt worden! En wie dàt niet wil, is arm en blyft arm, dat spreekt vanzelf.
Akte 6 LEBAK, JAVA 1856
(Er vind een decor/lichtwisseling plaats, naar het
achtertoneel met de veranda. Grote tropische kunstplanten. De veranda van het
Nederlands-Indische huis van de assistent-resident Max Havelaar in Lebak, Java).
scène 17
B. SAIDJAH EN ADINDA: TROUWBELOFTE
(Een Indische man en een vrouw tegenover elkaar op een Javaanse mat.
Geluid: Jungle. Sounds of the Earth 18)
Saidjah
Denk eens, als ik wederkom zullen wij oud genoeg zijn om te trouwen, en we zullen twee buffels hebben!
Adinda
Heel goed, Saïdjah! Ik wil gaarne met je trouwen als je terugkomt. Ik zal spinnen, en sarongs en slendangs weven, en batikken, en heel vlijtig zijn al dien tijd.
Saidjah
O, ik geloof je, Adinda! Maar... als ik je getrouwd vind?
Adinda
Saïdjah, je weet immers wel dat ik met niemand trouwen zal.
Mijn vader heeft me toegezegd aan uw vader.
Saidjah
En jijzelf?
Adinda
Ik zal trouwen met u, wees daar zeker van!
Saidjah
Als ik terugkom, zal ik roepen in de verte...
Adinda
Wie zal dat horen, als we rijst stampen in 't dorp?
Saidjah
Dat is waar. Maar Adinda...
o ja, dit is beter: wacht me bij het djati-bosch,
onder den ketapan
waar je mij de melatti hebt gegeven.
(Saïdjah
scherurt een strook van zijn blauwen hoofddoek, en hij gaf dat stukje lijnwaad
aan Adinda)
Adinda
Maar, Saïdjah, hoe kan ik weten wanneer ik moet heengaan om je te wachten bij den ketapan?
Saidjah
Tel de manen. Ik zal uitblijven driemaal twaalf manen... deze maan rekent niet mee. Zie, Adinda, kerf een streep in je rijstblok bij elke nieuwe maan. Als je driemaal twaalf strepen hebt ingesneden, zal ik den dag die dáárop volgt, aankomen onder den ketapan. Beloof je, dáár te zijn?
Adinda
Ja, Saïdjah! Ik zal onder den ketapan by het djatibosch wezen als je terugkomt.
(Ze verwijderen
zich van elkaar. Saidjah af en Adinda gaat aan de andere kant af)
scène 18
VERGIFTIGING VAN SLOTERING?
(Mevrouw Slotering komt op en wijst met heftige gebaren
een Javaan terug en wil het huis verlaten)
(Voor zichzelf) Wel, mevrouw, zeg me toch eens waarom u de mensen die 't erf betreden, zoo terugzendt?
Mevrouw Slotering
(pijnlijk getroffen)
Ach, er is zoveel slecht volk!
Max Havelaar.
Komaan, mevrouw, vertel me toch eens ronduit waarom ge zoo streng opzicht houdt over 't erf?
Mevrouw Slotering
(Barst in huilen uit)
Hij wilde rechtvaardig zijn, meneer Havelaar,, hij wilde een eind maken aan de mishandeling waaronder de bevolking zucht. Hij sprak telkens met den resident, maar altijd vergeefs.
Daarom
had mijn arme man gezegd dat hij, als er geen verbetering kwam vóór 't einde des jaars, zich rechtstreeks wenden zou tot den
Gouverneur-generaal. Dat was in November.
Hij
ging kort daarna op een inspectiereis, gebruikte het middagmaal ten huize van
den Dhemang van Parang-Koedjang, en werd kort daarop in
deerniswaarden toestand thuis gebracht.
Hij
riep, op de maag wijzende: ‘vuur, vuur!’ en weinige uren later was hij dood,
hij die altijd een voorbeeld was geweest van goede gezondheid.
Max
Havelaar
Hebt
ge den dokter van Serang laten roepen?
Mevrouw
Slotering
Ja, maar hij heeft
mijn echtgenoot slechts kort behandeld, omdat deze kort na zijn komst gestorven
is.. Ik heb gehoord dat gij even als mijn echtgenoot u
verzet tegen de misbruiken die hier heersen, en daarom heb ik geen gerust
ogenblik. Ik had dit alles voor u willen verbergen om u en mevrouw niet angstig
te maken, en bepaalde mij dus tot het bewaken van tuin en erf, opdat geen
vreemden toegang zouden hebben tot de keuken.
Max Havelaar
(Geeft de Javaanse bediende een teken, die even later met Verbrugge binnenkomt)
Waaraan is meneer
Slotering gestorven?
Verbrugge Dat weet ik niet
Max Havelaar Is hy vergiftigd?
Verbrugge - Dat weet ik niet, maar...
Max Havelaar - Spreek duidelijk, Verbrugge!
Verbrugge - Maar hij trachtte de misbruiken tekeer
te gaan, zoals u, meneer Havelaar, en... en...
Max Havelaar - Welnu?
Verbrugge - Ik ben overtuigd dat hij... zou
vergiftigd geworden zijn als hij langer hier was gebleven.
Max Havelaar - Schrijf dat op!
Nog iets. Is 't
wáár of is 't niet waar dat er gekneveld wordt in Lebak?
Antwoord, Verbrugge!
Verbrugge - Ik durf niet.
Max Havelaar
Schryf 't op, dat je niet durft!
Wèl! Nog iets: je durft niet
antwoorden op de laatste vraag, maar je zei me onlangs, toen er spraak was van vergiftiging,
dat je de enige steun was van je zusters te Batavia, niet waar? Ligt
dáárin misschien de oorzaak van je vrees, de grond van wat ik altijd halfheid
noemde?
Verbrugge Ja!
Max Havelaar Schrijf dat op.
(Verbrugge
gaat na een teken van Havelaar af. Live-geluid Havelaar trad naar buiten
en kust intens de kleine Max en ging toe naar zijn vrouw).
Max
Havelaar Lieve Tine, ik
heb je een verzoek te doen! Ik wenschte dat je met Max naar Batavia
ging: ik klaag heden den Regent aan.
Tine
(Ze valt hem snikkend
om de hals)
Neen
Max, neen Max, dat doe ik niet... dat doe ik niet! Wij eten en drinken tezamen!
scène 19
BEZOEK VAN DE RESIDENT, SLIJMERING
(Live-geluid.De
koets komt op. De resident stapt uit zijn koets geholpen door de Javaanse
bediende met parasol. De resident met Havelaar en Verbrugge rond de tafel in het
kantoor in Lebak. Live geluiden)
Resident
Heeft U niet beproefd uw superieur van zijn
aanklacht terug te houden?
Verbrugge
Ik
was hiermee niet bekend
(De
Resident schudt ongelovig zijn hoofd en leest de brieven voor)
Resident
Meneer Havelaar het zou mij aangenaam wezen
wanneer U deze brief terugnam en wij haar als niet geschreven kunnen
beschouwen.
Havelaar
Het spijt mij zeer,. Ik blijf bij mij
aanklacht
Resident
Dan
blijft mij niets anders over dan een onderzoek in stellen naar de gegrondheid
van de gedane klachten. Ik verzoek U getuigen te doen oproepen
die uw beschuldigingen konden staven.
Havelaar
Resident,
ik ben assistent-resident van Lebak, ik heb beloofd de bevolking
te beschermen tegen afpersing en geweldenarij, ik klaag den Regent aan,
en zijn schoonzoon van Parang-Koedjang, ik zal de gegrondheid mijner aanklacht bewijzen zodra me daartoe de gelegenheid
wordt gegeven die ik voorstelde in mijn brieven, ik ben schuldig aan
laster, als mijn aanklacht valsch is!’
Resident
Goed dan zal ik genoodzaakt zijn bedoelde
brieven te brengen onder de aandacht van de Regeering.
(De resident
vertrekt met hulp van de Javaanse bediende in de koets,)
Verbrugge
(Tegen Havelaar)
Ik was bij de Adipatti. Hij zei dat de
resident hem onverwacht geld had aangeboden.
Wat daarvan de reden kon zijn.
Havelaar
Schrijf het op!
Havelaar
Weet je wel, dat wy de rekening van dien dokter nog niet betaald hebben...
Tine
Lieve Max, we leven hier zoo spaarzaam, weldra zullen wij alles kunnen afdoen! Bovendien, je zult wel spoedig resident worden, en dan is alles geregeld in weinig tijds.
Havelaar
Dat is nu juist een zaak die me verdrietig maakt. Ik zou zoo heel ongaarne Lebak verlaten...
Ik kan hier niet gemist worden, Tine! En toch, als ik weer bedenk dat we schulden hebben...
Tine
Alles zal wel goed gaan, Max! Al moest je nu van hier, dan kan je later Lebak helpen als je Gouverneur-generaal bent.
(Havelaar trekt
een donker gezicht)
Tine
Lieve Max... .
Havelaar
Vervloekt! Wil je die stumperts zóó lang laten hongeren? Kan jy leven van zand?
Tine
Lieve Max!
Havelaar
(Springt op en
begint te ijsberen)
Vervloekt die lauwheid, die schandelijke lauwheid! Daar zit ik nu sedert een maand te wachten op recht, De Regent schijnt er op te rekenen dat niemand hem aandurft! Zie...
(En hy kuste zyn kind met een wildheid die ’t verschrikte).
Duclari
Ik begryp zeer goed dat de resident in een moeielyken toestand is. Hy kan 't Gouvernement niet aanraden gevolg te geven aan uw voorstellen, want dan zou er te veel aan den dag komen. Hy moet dus natuurlyk trachten zoodanig onderzoek te voorkomen...
Verbrugge
Daar komt de post aan! .
(Javaanse
bediende geeft Havelaar een brief. Deze leest de brief van de Gouverneur
generaal door en geeft hem aan Tine, die hem voorleest)
‘Kabinet. No 54.
Buitenzorg, 23 Maart 1856.
De wijze, waarop door u is te werk gegaan, bij de ontdekking of vooronderstelling van kwade praktijken van de Hoofden in de afdeeling Lebak, en de houding daarbij door u tegenover uwen Chef, den Resident van Bantam, aangenomen, hebben in hooge mate mijne ontevredenheid verwekt.
Ik heb mij verplicht gezien, u van de verdere vervulling der betrekking van Adsistent-resident van Lebak te ontheffen.
Uit aanmerking evenwel van gunstige rapporten, vroeger omtrent u ontvangen, heb ik in het voorgevallene geen reden willen vinden, om u het uitzicht op eene wederplaatsing bij het Binnenlandsch Bestuur te benemen. Ik heb u daarom voorloopig belast met de waarneming der betrekking van Adsistent-resident van Ngawi.
Van uwe verdere handelingen in die betrekking zal het geheel afhangen of gij bij het Binnenlandsch Bestuur zult kunnen geplaatst blijven.’
Havelaar
We gaan van hier, beste Tine,
(Verbrugge had tranen in de ogen)
Duclari
G.......... ik heb hier in 't bestuur schelmen en dieven gezien... ze zyn in ere van hier gegaan, en men schryft aan U zulk een brief!
Havelaar
't Is niets, de Gouverneur-generaal is een eerlyk man: hy moet bedrogen zyn...
Hy is verstrikt in 't web van de buitenzorgsche ambtenarij.
Ik zal tot hem gaan. Hy zal recht doen, ik ben er zeker van!
Verbrugge
Maar, als ge naar Ngawi gaat...
Havelaar
Ik ken Ngawi, En eindelijk, ik zie in dat ik om een eind te maken aan al dat geknoei, geen ambtenaar moet wezen. Als ambtenaar staan er tussen de Regering en mij te veel personen die belang hebben bij 't loochenen der ellende van de bevolking.
Max Havelaar
De tegenwoordige
Gouverneur-generaal zal spoedig aftreden... zyn opvolger ken ik, en ik weet dat
er van hem niets te wachten valt. Ik moet den tegenwoordigen Gouverneur spreken
voor zijn vertrek. (Havelaar af en komt op met brief)
Max
Tine, hoor eens!
Tine
Lieve Max?
Max
Je hebt moed, niet waar?
Tine
Max, je weet dat ik moed heb... als ik by je ben!
Max
Welnu!
Tine
(Leest de brief
hardop)
‘Rangkas-Betoeng, 29 Maart 1856.
Aan den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indie.
Ik had de eer te ontvangen uwer Excellentie's kabinetsmissive van 23 dezer, No 54.
Ik zie me genoodzaakt, in antwoord op dat stuk, Uwe Excellentie te verzoeken my te verleenen een eervol ontslag uit 's Lands dienst.
max havelaar.
Tine
Goddank, dat je eindelyk jezelf kunt zyn!
B. DIA/FILMBEELDEN IV: REIS JAVA EN BUITENZORG
.(15.
Java wereldmuziek 8 Filmbeelden van de reis door Java het Paleis in Buitenzorg
en tenslotte een diabeeld. Max Havelaar wacht en
ijsbeert op het voortoneel. Hij haalt
uit zijn binnenzak de laatste brief aan de
Gouverneur Generaal en leest deze parallel aan de filmbeelden voor)
Havelaar
‘Batavia,
23 Mei 1856.
‘Excellentie!
Myn ambtshalve by missive van 28 Februari gedaan
verzoek om aangaande de Lebaksche zaken te worden gehoord, is zonder
gevolg gebleven.
Uwe
Excellentie heeft dus een ambtenaar die gunstig by het Gouvernement bekend
stond - iemand die zeventien jaren
het Land in deze gewesten diende, .. zóó iemand heeft
Uwe Excellentie gesteld beneden den misdadiger. Want dien hoort men
ten-minste.
Dat
men Uwe Excellentie omtrent my misleid heeft, begryp
ik. Maar dat Uwe Excellentie niet de gelegenheid heeft aangegrepen om die
misleiding te ontgaan, begryp ik niet.
Morgen
gaat uwe Excellentie van hier, en ik mag haar niet laten vertrekken zonder nog
eenmaal gezegd te hebben dat ik mijn plicht heb gedaan, geheel-en-al myn plicht, met beleid, met bezadigdheid,
met menslievendheid, met zachtheid en met moed.
Een
deftig gezin is daardoor tot den bedelstaf gebracht...
Hierover
evenwel klaag ik niet.
Maar
Uwe Excellentie heeft gesanctioneerd: het stelsel van misbruik van gezag, van roof en moord, waaronder de arme
javaan gebukt gaat, en dáárover klaag ik.
Dàt
schreit ten hemel!
Er
kleeft bloed aan de overgegaarde penningen van uw dus
ontvangen indisch traktement, Excellentie!
Nog
éénmaal vraag ik om een ogenblik gehoor.
C. DROOGSTOPPEL-INTERMEZZO
Droogstoppel
(Komt
parallel het voortoneel op)
Die
resident en zyn vrouw waren lieve, gulle menschen. Ze verhaalden ons veel van
hun levenswys in den Oost. Het moet daar toch wel aangenaam wezen. Zy zeiden
dat hun buitenplaats by Driebergen niet half zoo groot
was als hun ‘erf’, zooals ze dat noemden, in de binnenlanden van Java, en dat
daartoe wel honderd menschen noodig waren tot onderhoud. Maar - en dit is wel
een bewys hoe bemind ze waren - dat deden die menschen geheel om-niet, en
alleen uit genegenheid. Ook verhaalden zy, dat by hun vertrek de verkoop hunner meubelen wel tienmaal meer dan de waarde had
opgebracht, omdat de Inlandsche Hoofden zoo graag een aandenken koopen van een
resident die goed voor hen geweest is.
Die
resident heeft me gezegd, dat hy 't in den Oost altyd
heel goed heeft gehad, en dat er dus geen woord waar is aan al die vertellingen
over ontevredenheid onder de bevolking. Ik bracht het gesprek op Sjaalman. Hy
kende hem, en wel van een zeer ongunstige zyde. Hy verzekerde my, dat men zeer
goed had gedaan dien man weg te jagen, want hy was een zeer ontevreden persoon,
die altyd op alles aanmerking maakte, terwyl er bovendien veel viel af te
keuren in zyn eigen gedrag.
D. WAYANG- OF SCHADUWPOPPENSPEL
(16. Wayang Poppenspel met Gamelan ,Java
2 of Java wereldmuziek 4, geeft
illustratie aan de zoektocht van Saidjah naar Adinda in Lebak en Lampong)
Stern
Te Tjilang-Kahan koopt Saidjah een visschersprauw, en komt daarmede na eenige dagen zeilens in de Lampongs aan, waar de opstandelingen zich verzetten tegen het Nederlandsch gezag. Hij sluit zich aan bij een bende Bantammers, niet om te strijden zoozeer als om Adinda te zoeken.
Op zekeren dag dat de opstandelingen opnieuw zijn geslagen, doolt hij rond in een dorp dat pas veroverd is door het Nederlandsche leger, en dus in brand staat. Saidjah vindt het lyk van Adinda's vader met een klewang-bajonetwonde in de borst. Naast hem vindt Saïdjah
het lyk van Adinda, naakt, afschuwelijk mishandeld...
Er is een smal strookje blauw lynwaad gedrongen in de gapende borstwond die een eind heeft gemaakt aan lange worsteling...
Dan loopt Saïdjah eenige soldaten tegemoet, die met geveld geweer de laatstlevende opstandelingen in 't vuur drijven van de brandende huizen. Hij omvademt de breede zwaard-bajonetten, drukt zich voorwaarts met kracht, en dringt nog de soldaten terug met een laatste inspanning toen de gevesten stuiten tegen zijn borst.
En weinig tijd later is er te Batavia groot gejubel over de nieuwe overwinning die weer zooveel lauweren heeft gevoegd bij de lauweren van 't Nederlandsch-Indisch leger. En de Landvoogd schrijft naar 't Moederland dat de rust in de Lampongs hersteld was. En de Koning van Nederland, voorgelicht door zijn Staatsdienaren, beloont wederom zooveel heldenmoed met vele ridderkruisen.
Epiloog
20
MULTATULIS’
AANKLACHT
(Multatuli
komt op. Droogstoppel en Stern op de achtergrond)
Multatuli
(Tegen
Stern)
Genoeg, mijn goede Stern! Ik, Multatuli, neem de
pen op. Ge zijt niet geroepen Havelaars
levensgeschiedenis te schrijven.
(Tegen
Droogstoppel)
Halt,
ellendig product van vuile geldzucht en godslasterlijke femelarij! Ik heb u
geschapen... ge zijt opgegroeid tot een monster onder
mijn pen... ik walg van mijn eigen maaksel: stik in koffie en verdwijn!
(Tegen
publiek)
Ja,
ik, Multatuli ‘die veel gedragen heb’ neem de pen op. Ik vraag geen verschoning
voor den vorm van mijn boek. Die vorm kwam mij geschikt voor ter bereiking van
mijn doel.
Ik
wil gelezen worden.
Ja, ik
zal gelezen worden!
‘Het
boek is bont... er is geen geleidelijkheid in... jacht op effect... de stijl is
slecht... de schrijver is onbedreven... geen talent... geen methode...
Goed, goed, alles goed! Maar... de javaan wordt mishandeld!
Want: wederlegging
der hoofdstrekking van mijn werk is
onmogelijk!
Hoe
luider overigens de afkeuring van mijn boek, hoe liever 't
mij wezen zal, want des te groter wordt de kans gehoord te worden. En
dit wil ik!
En als
men my die plaats weigerde... als men my by voortduring niet geloofde...
Dan
zou ik myn boek vertalen in de weinige talen die ik ken, en in de vele talen
die ik leeren kan, om te vragen aan Europa, wat ik
vruchteloos zou hebben gezocht in Nederland.
En er
zouden in alle hoofdsteden liederen worden gezongen met refreinen als dit: er
ligt een roofstaat aan de zee, tusschen Oostfriesland en de Schelde!
En
wanneer ook dit niet baatte?
Dan
zou ik myn boek vertalen in 't maleisch, javaansch,
soendasch, al-foersch, boegineesch, battaksch...
En ik
zou klewangwettende krygszangen slingeren in de
gemoederen van de arme martelaren wien ik hulp heb toegezegd, ik, Multatuli.
Redding
en hulp, op wettelyken weg, waar het kan... op wettigen
weg van geweld, waar het moet.
En dit
zou zeer nadelig werken op de Koffieveilingen van de Nederlandsche
Handelmaatschappy!
Want
ik ben geen vliegenreddende dichter, geen zachtmoedige droomer, zooals de
getrapte Havelaar die zyn plicht deed met den moed van een leeuw, en honger
lydt met het geduld van een marmot in den winter.
Dit
boek is een inleiding...
Ik zal
toenemen in kracht en scherpte van wapenen, naarmate het noodig zal wezen...
God
geve dat het niet noodig zy!
Neen, 't zal niet noodig zyn! Want aan U draag ik myn
boek op, Willem den derden, Koning, Groothertog, Prins... meer dan Prins,
Groothertog en Koning... keizer van 't prachtig ryk van Insulinde
dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd...
Aan U
durf ik met vertrouwen vragen of 't uw keizerlyke wil
is:
Dat
Havelaar wordt bespat met den modder van Slymeringen en Droogstoppels?
En dat
daarginds Uw meer dan dertig millioenen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in UWEN naam?
(Gongslag.
Donkerslag)