Reisbeschrijving naar Lebak

voor meer informatie over het toneelstuk klik hier
 
RANGKASBITUNG: IN DE SPOREN VAN DE MAX HAVELAAR

De treinreis naar Rangkasbitung vanuit Jakarta is krap 100 km, maar duurt - gezien het feit dat hier sprake is van een 3e klasse ofwel 'Ekonomitrein' - bijna drie uur. Reizen in een stampvolle 'Ekonomi' is zoiets als vervoer per veewagen. Opgepropt wachten in een zweterige ruimte totdat je de 12 stations hebt volgemaakt die liggen tussen de Indonesische hoofdstad en de provinciestad Rangkasbitung. Onderweg gebeurd veel, dat wel. De Europeaan is de bezienswaardigheid van de wagon, die afgezien van de plastic stoeltjes aan de raamzijden ontdaan is van meubilair. Het ruime middengedeelte is behalve doorgang van reizigers, venters en handelaren bezaaid met zakken agrarische goederen en provisorisch verpakte goedkope industriële producten uit de grote stad. De trein op het Javaanse platteland is een soort rijdende marktplaats. Behalve de emmers met frisdranken en de tassen van de sigarettenverkopers zijn er de boerenvrouwen met grote manden groente, de snelle jongens met Japanse zakrekenmachines en de schooljongens, die niet aflatende pogingen doen om je reeds blinkende schoenen opnieuw te mogen poetsen. Verder is het middenpad het werkterrein van blinden, mismaakten en zich voor artiest uitgevende bedelaars. Het feest is compleet wanneer er een man met vier levende ganzen in een nylon gevlochten tas langs komt, die hij rustig onder zijn stoel schuift. Niets natuurlijk vergeleken met de motorrijder van die ochtend, die 20 kippen op de bagagedrager van zijn vehikel had vastgeknoopt en zo over de autobaan stoof. Toch kon ik een licht gevoel van medelijden met de in benauwdheid verkerende vogels niet onderdrukken.



De bevolking van Lebak schijnt het allemaal niet te kunnen deren en schuift met grote lachende ogen langs de hoofdschuddende buitenlander. De geschoolden werpen hun vijf woorden Engels in de strijd in een poging om tot communicatie te komen. "Hello Mister, where you from?". Achter het geopende raam schuift een landschap van natte rijstvelden, ploegende buffels en immense palmbladeren voorbij. Geregeld stopt de trein voor een afgebladderd station uit het koloniale tijdperk, omringd door scheefgezakte houten huizen. En wanneer de benauwde Europeaan zich beklaagt over de traagheid van het treinvervoer, beantwoord een van de handelaren deze klacht breed lachend met de woorden "Sir, slow is good". Ook dat nog. "Slow is good". Ik gaf me gewonnen. Een dergelijke openlijke spot met de moderne waarden verdiende een glimlach. Ondertussen h?sen kinderen in schooluniform zich op aan de locomotief, die zich langzaam in beweging zette.
Op het station van Rangkasbitung wordt ik overvallen door twijfel. Wat zoek ik eigenlijk in deze buitenplaats? Zou er wel iets terug te vinden zijn van het huis waar zich een belangrijk deel van de Max Havelaar afspeelde? Rangkasbitung ligt immers buiten het blikveld van de reisgidsen en is zeker niet de bedevaartplaats, die het had kunnen zijn. De drogist, tegenover het station, legt me in zeer gebroken Engels uit waar de Alun-alun, het centrale plein, ligt. In zijn woordenbrij valt plotseling het woord Multatuli. Ik had het bijna niet durven vragen, uit angst de reis voor niets te hebben gemaakt. Geen museum. Geen standbeeld. Maar het huis staat er nog en de schrijver heeft een straat. Een schamele opbrengst. Multatuli is immers de enige Nederlander, die een plaats heeft gekregen in de eregalerij van de Indonesische geschiedenis. Iedere ontwikkelde Javaan kent zijn naam en het verhaal, hoewel vermoedelijk zeer weinigen de Max Havelaar ook daadwerkelijk gelezen hebben.
De Jalan Multatuli is een brede lommerrijke laan, met bomen en kleine villas aan weerszijden, die uitkomt op het Alun-alun. Het plein, waar nu een sculptuur met het wapen van de provincie Lebak staat. Mijn becakrijder fietst als een bezetene de met vlaggen en gekleurde lichtjes versierde laan af. Indonesië viert haar 50-jarige bevrijding van de Nederlandse koloniale overheersing en het hele land is de laatste weken voor die 17e 'Merdeka' augustus opgetuigd met feestelijkheden. Bijna anderhalve eeuw nadat Max Havelaar in het door machtsmisbruik en koloniaal wanbestuur geteisterde afdeling Lebak arriveerde gaat het goed in de feestelijke residentie van deze landelijke provincie.



Van het plein naar het huis van de gewezen assistent-resident van Lebak is het ongeveer honderd meter over een zandweg. Het 19e eeuwse koloniale huis heeft nu een bestemming als kantoor voor de plaatselijke gezondheidsdienst ten dienste van het belendende ziekenhuis.
In het voorhuis is een kruidenierscoöperatie gevestigd. Achter de houten toonbank staan grote blikken Fryske Flag melkpoeder op de plank. Iedereen in het winkeltje kijkt de bezoeker vriendelijk aan, die voorzichtig opwerpt dat hij wel een kopje koffie lust. Het meisje aan de toonbank komt daarop met een pak koffie aan in ouderwetse bruine verpakking.
"Rangkasbitung kopi" staat er op het pakje. Pas dan realiseer ik me de ironie van mijn vraag. "Max Havelaar of de koffieveilingen van de Nederlandse Handelsmaatschappij" staat er voor in het beduimelde boek dat ik al weken in mijn tas meedraag. Ik heb het boek tijdens mijn reis nog eens herlezen. De toevoeging in de titel was van Batavus Droogstoppel, een van de meest treffende personages, die Multatuli in zijn boek opvoert als verteller.
"Ik ben makelaar in koffie en woon op de Lauriergracht no 37" de openingszin van de Max Havelaar kende ik als scholier al uit mijn hoofd evenals het grootste deel van het daaropvolgende hoofdstuk. Ondanks het feit dat de leraar Nederlands benadrukte dat niet de "Droogstoppel-hoofdstukken", maar de tragische passages van de Javaanse jongen Saidjah en zijn geliefde Adinda tot de mooiste in de Nederlandse literatuur behoren en dat die Droogstoppel een kleinzielige en domme Nederlander was, genoot ik van die hoofdstukken, die het op zichzelf tragische en bij vlagen sentimentele boek een absurd karakter gaven. Waarschijnlijk genoot ik van de sublieme spot, waarmee de schrijver het personage karakteriseerde.
Toen ik enkele jaren later in Amsterdam kwam studeren stond een bezoek aan de Lauriergracht no 37, als eerste op het programma. Het woonhuis is tot mijn bezoek aan Rangkasbitung voor mij altijd het huisadres van de Max Havelaar gebleven.
Het boek is een eigenzinnige combinatie van Nederlandse koloniale problematiek en personages in een zeer on-Hollandse verhaalstructuur. Want ondanks het feit dat deze felle aanklacht tegen het Nederlands-Indisch bestuur, de 19e eeuwse Nederlandse cultuur een genadeloze spiegel voorhoudt heeft het werk een voor Nederlanders nauwelijks te verteren chaotische opzet. Romanvertelling, briefmateriaal, epos en column lijken op een wonderlijke autobiografische wijze door elkaar gevlochten. Het was dan ook niet vreemd dat Multatuli destijds van een literatuurcriticus het verwijt kreeg "gespeend te zijn van elke discipline". Vermoedelijk zou een hedendaagse Multatuli die beoordeling nu opnieuw krijgen. Een charme van de 'roman' is de autobiografische opzet. Het grootste deel van het plot en haar personages berusten dan ook op historische werkelijkheid. Een werkelijkheid die anderhalve eeuw later nog te traceren is en die kans wilde ik in het kader mijn onderzoek naar de overblijfselen van het Nederlands kolonialisme
niet laten lopen.

Van het oorspronkelijke huis van de assistent-resident van Lebak is weinig over. De kamers in de galerij zijn kantoortjes geworden. De veranda is er nog, maar alleen de zwart-wit betegelde vloer stamt nog van voor 1856. Het jaar dat Max Havelaar alias Multatuli alias Eduard Douwes Dekker hier zijn intrek nam. De kamertjes zijn verbouwd en ergens hangt een landkaart van de provincie Lebak, nu gebruikt door de gezondheidsdienst. De afdeling Lebak loopt van de provinciehoofdstad Rangkasbitung tot aan de Javaanse Zuidkust.
Begeleid door personeelsleden werd ik rondgeleid door het huis. Alvorens afscheid te nemen en met mijn pas gekochte pak koffie beschutting te zoeken bij een voedselkar op het plein, waar men in de middaghitte rijst met sambal serveerde.
Een vreemdeling blijft in Indie nooit lang alleen. Onder de dorpsbevolking, die contact zocht met de Europeaan bevond zich een jonge man, die opviel door zijn kennis van de Max Havelaar. Iwa sprak weliswaar gebrekkig Engels, maar genoeg om me duidelijk te maken dat ik hem moest volgen. Terwijl hij voortdurend "regent, regent", murmelde voerde hij me door de nieuwe moskee, naar de historische begraafplaats, die daar achter lag. Toen ik het opschrift las van de steen die hij aanwees begreep ik wat hij bedoelde. "Raden Adipati, regent van Banten Kidoel" stond er in het Nederlands op de grafsteen. De overlijdensdatum was duidelijk zichtbaar: 10-11-1877. De regent had nog 21 jaar geleefd na zijn fatale confrontatie met de assistent-resident in 1856. Ik haalde het boek uit mijn tas en keek naar het portret van Douwes Dekker. Een heer met een streng voorkomen, overleden in 1887.
Ik probeerde tevergeefs de Arabische letters op de grafsteen te ontcijferen. We zaten naast het graf van de tegenspeler van Max Havelaar. De man, die verantwoordelijk was voor de uitbuiting van de inlandse bevolking in Banten-Kidoel. Een praktijk, waartegen de 36-jarige Max Havelaar tevergeefs protest had aangetekend. Zijn aanklacht, had hij doorgevoerd tot bij de Gouverneur-generaal in Buitenzorg toe. Een aanklacht, ten dienste van de locale bevolking, die hem zijn carrière in het Nederlands-Indisch bestuursapparaat had gekost, maar die tragisch genoeg de bron vormde van een hoogtepunt uit de Nederlandse literatuur.

Iwa kende niet alleen het verhaal, maar ook alle historische plaatsen in de omgeving. Hij was 28 en werkt in de administratie van een busmaatschappij. Ik vraag hem of hij de Max Havelaar op school gelezen heeft. Hij lacht; "There are no books in the school in Rankas". Trouwens in heel Indonesië is leescultuur een zeer schaars ontwikkelt fenomeen. Cultuur en collectieve herinnering worden van generatie op generatie doorvertelt. "From fathers to sons" zegt Iwa en zijn blik dwaalt over de begraafplaats. In Rangkasbitung is de Max Havelaar geen boek, maar het personage uit een verhaal en Multatuli een held. Een Nederlandse koloniaal, die zich het lot van de onderdrukte Javaan aantrok.
Iwa nodigt mij uit om in het huis van zijn familie te overnachten. Het huis staat naast de begraafplaats. Zijn zusters serveren thee in de huiskamer. Aan de muur hangt een koekoeksklok en een Hollands molenlandschap.